ECLI:NL:RVS:2023:2233

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
202301069/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 13 februari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 10 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen de grief van de vreemdeling beoordeeld. De vreemdeling betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormde voor Dublinclaimanten. De Afdeling heeft vastgesteld dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn, wat een reëel risico met zich meebrengt dat vreemdelingen in een toestand van materiële deprivatie terechtkomen. Dit risico is in strijd met de internationale verplichtingen van Italië.

De Afdeling concludeert dat de staatssecretaris niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat het besluit van 10 januari 2023 onrechtmatig is. Het hoger beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van de staatssecretaris is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.511,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202301069/1/V1.
Datum uitspraak: 12 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 13 februari 2023 in zaak nr. NL23.942 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 13 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In zijn enige grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de ‘circular letter’ van de Italiaanse autoriteiten van 5 december 2022 een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormt om Dublinclaimanten over te dragen aan Italië en dat dit niet maakt dat het besluit van 10 januari 2023 onrechtmatig is, dan wel dat Italië niet meer de verantwoordelijke lidstaat is.
2.       In de uitspraken van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1654, onder 4.3.2 en 4.3.3, en ECLI:NL:RVS:2023:1655, onder 3.3.2 en 3.3.3, heeft de Afdeling uit de berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten afgeleid dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten beschikbaar zijn. Hoewel uit de berichtgeving volgens de Afdeling niet zonder meer volgt dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan tegenover de situatie van vreemdelingen, bestaat er daarmee een reëel risico dat vreemdelingen buiten hun eigen wil en keuzes om bij overdracht aan Italië terechtkomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie, als bedoeld in punt 92 van het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, waardoor zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften, zoals onderdak, eten en stromend water. De staatssecretaris is er vooralsnog niet in geslaagd om in weerwil van de berichtgeving deugdelijk te motiveren dat hij nog altijd van het vermoeden mag uitgaan dat Italië zal voldoen aan zijn internationale verplichtingen. De Afdeling concludeert daarom dat de staatssecretaris voor Italië onder deze omstandigheden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat het overdrachtsbesluit dat de staatssecretaris voor de vreemdeling heeft genomen, onrechtmatig is.
3.       De grief slaagt.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het door de vreemdeling tegen het besluit van 10 januari 2023 ingestelde beroep is gegrond. Dat besluit wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 13 februari 2023 in zaak nr. NL23.942;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 10 januari 2023, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2023
488-1042