ECLI:NL:RVS:2023:1485
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 16 februari 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 oktober 2021 een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingewilligd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 april 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van de Afdeling, die vergelijkbare rechtsvragen behandelden, ook in deze zaak van toepassing zijn.
De Raad van State heeft besloten dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 april 2023, en de beslissing is vastgesteld door J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.