ECLI:NL:RVS:2023:1441

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
202205120/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake de motivering van besluiten door de raad voor een startende onderneming

In deze zaak verzoekt [verzoeker] om herziening van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 13 april 2022. [verzoeker] stelt dat de motivering van die uitspraak oncontroleerbaar, onaanvaardbaar en onrechtmatig is. Hij betoogt dat niet is onderkend dat een startende onderneming zich in financieel opzicht onderscheidt van andere ondernemingen. Tevens is het volgens hem onduidelijk welke documenten hij diende te overleggen om de raad inzicht te geven in de financiële situatie van zijn onderneming. [verzoeker] verwijst naar eerdere uitspraken van de Raad van State, waarin hij stelt dat de raad zijn besluiten beter dient te motiveren en dat de menselijke maat als maatstaf gehanteerd moet worden.

De Afdeling heeft het verzoek op een zitting behandeld op 16 februari 2023, waarbij [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets, via een videoverbinding aanwezig waren. De Afdeling overweegt dat herziening een buitengewoon rechtsmiddel is, dat alleen kan worden toegepast op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet eerder bekend waren. De Afdeling stelt vast dat het betoog van [verzoeker] dat de uitspraak berust op een onjuiste rechtsopvatting niet kan leiden tot herziening. De Afdeling wijst het verzoek om herziening af, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is op 12 april 2023 openbaar uitgesproken, waarbij het verzoek van [verzoeker] om herziening is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

202205120/1/A2.
Datum uitspraak: 12 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022, in zaak nrs. 202103290/1/A2 en 202103723/1/A2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 13 april 2022 heeft de Afdeling de hoger beroepen van [verzoeker] tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 12 mei 2021 ongegrond verklaard. De uitspraak van de Afdeling is aangehecht.
[verzoeker] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
De Afdeling heeft het verzoek op een zitting behandeld op 16 februari 2023. [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Doets, hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
1.       [verzoeker] verzoekt om herziening omdat de motivering van de uitspraak volgens hem oncontroleerbaar, onaanvaardbaar en onrechtmatig is. Zo is in de uitspraak niet onderkend dat een startende onderneming zich in financieel opzicht onderscheidt van andere ondernemingen. Ook wordt in de uitspraak niet duidelijk welke documenten [verzoeker] diende te overleggen om de raad inzicht te geven in de financiële situatie van zijn onderneming, terwijl in de werkwijze van de raad is bepaald dat de raad zelf aangeeft welke informatie nodig is. In de uitspraak waarvan [verzoeker] om herziening verzoekt is ook niet onderkend dat de raad, met oog op de uitspraak van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1070, zijn besluiten beter dient te motiveren. Verder is in de uitspraak volgens [verzoeker] ten onrechte niet de menselijke maat als maatstaf gehanteerd. Hij verwijst hierbij naar de uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
2.       Artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
3.       In het verzoekschrift en op de zitting heeft [verzoeker] aangegeven waarom hij het oneens is met de uitspraak van 13 april 2022. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, (bijvoorbeeld in de uitspraak van 19 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:177) is herziening een buitengewoon rechtsmiddel waarmee een onherroepelijke rechterlijke uitspraak kan worden gecorrigeerd indien blijkt dat deze berust op een onjuiste feitelijke grondslag en ook overigens aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb is voldaan. Daarom kunnen alleen aangelegenheden van feitelijke aard tot herziening leiden. Het betoog van [verzoeker] dat de uitspraak berust op een onjuiste rechtsopvatting kan niet leiden tot herziening. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.
4.       Gelet op het vorenstaande wordt het verzoek afgewezen.
5.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Dokkum
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023
480-1014