ECLI:NL:RVS:2023:1315

Raad van State

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
202207275/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 5 april 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 22 juli 2022 afgewezen, waarna de vreemdeling op 14 december 2022 in beroep ging bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, advocaat te Groningen.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de rechtbank niet had onderkend dat de vreemdeling had verwezen naar het '2021 Report on International Religious Freedom: the Gambia' van 2 juni 2022, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de uitspraak. De Raad oordeelde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat het vragen om bescherming bij de Gambiaanse autoriteiten voor hem bij voorbaat zinloos was. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 5 april 2023.

Uitspraak

202207275/1/V2.
Datum uitspraak: 5 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 14 december 2022 in zaak nr. NL22.14662 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Hoewel de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling heeft gewezen op het ‘2021 Report on International Religious Freedom: the Gambia’ van 2 juni 2022 en niet op het ‘Country report on Human Rights Practices 2020: The Gambia’ van 30 maart 2021, beide van het US Department of State, is zij terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming bij de Gambiaanse autoriteiten voor hem bij voorbaat zinloos is.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023
363-986