ECLI:NL:RBDHA:2023:19850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.15066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en terugkeerbesluit van eiser met Gambiaanse nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, met de Gambiaanse nationaliteit, heeft op 11 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 25 april 2023 afgewezen, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak op 16 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser legt aan zijn asielaanvraag een verhaal ten grondslag over familieproblemen in verband met de erfenis van zijn overleden grootvader. Hij vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Gambia, omdat zijn familie hem zou willen vermoorden. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte de vrees van eiser niet aannemelijk heeft geacht, en dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser niet goed is beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de familieleden van eiser mogelijk baat hebben bij het lastigvallen van eiser om een deel van de erfenis te eisen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15066

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 11 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 april 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
1.3.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1999. In 2013 is eiser uit Gambia vertrokken. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eisers vader was hoofd van de familie en verantwoordelijk voor de verdeling van de erfenis na het overlijden van zijn vader, eisers opa. De halfbroers van eisers vader waren het niet eens met de verdeling van de erfenis en dachten dat hij delen van de erfenis achterhield. Er ontstond ruzie en er werd bemiddeld door de dorpsoudste en de politie. Na het overlijden van eisers moeder verdreven de halfbroers eiser met geweld uit de compound waar zij woonden. Eiser vermoedt dat zijn familie zijn moeder met voodoo heeft vermoord en dat zijn leven ook gevaar loopt. Hij vreest dat bij terugkeer naar Gambia door zijn familie zal worden vermoord.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1. Identiteit, nationaliteit en herkomst. 2. Familieproblemen in verband met de erfenis van zijn opa. Element 1 heeft verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder heeft geen standpunt ingenomen over de geloofwaardigheid van het tweede element, omdat de gestelde omstandigheden geen grond vormen voor het verlenen van een asielvergunning.
Wat vindt eiser?
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn vrees bij terugkeer vanwege de problemen met zijn familie niet aannemelijk heeft geacht. Ook stelt hij dat de autoriteiten geen effectieve bescherming kunnen bieden. Vrijwel direct na de tussenkomst van de politie hielden de familieleden zich niet meer aan de afspraken. Bovendien werken enkele familieleden zelf voor de politie en kan eiser daarom niet bij de politie terecht voor bescherming. Tot slot is het besluit in strijd met artikel 8 van het EVRM [1] , omdat eiser een Nederlandse vriendin heeft waar hij op dit moment mee samenwoont. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beoordelingskader
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de geloofwaardigheid van het tweede element niet heeft beoordeeld. Dat betekent dat de rechtbank het besluit moet toetsen alsof verweerder de geloofwaardigheid van het element heeft aangenomen. [3] Daarbij is van belang dat verweerder niet van een deel van de verklaringen de geloofwaardigheid in het midden kan laten en een ander deel van de verklaringen geloofwaardig of ongeloofwaardig kan achten. Dit kan alleen in de uitzonderlijke situatie dat het gaat om strikt gescheiden asielmotieven. [4]
Aannemelijkheid vrees bij terugkeer
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten onrechte de vrees van eiser over wat hem bij terugkeer te wachten staat niet aannemelijk geacht. Anders dan verweerder in het bestreden besluit stelt, moet verweerder ervan uitgaan dat de familieleden van eiser denken dat zij er baat bij hebben om eiser lastig te vallen. Zoals eiser in het nader gehoor heeft verklaard, denken zijn familieleden dat bij eiser een deel van de erfenis te halen valt. [5] Die verklaring moet verweerder geloofwaardig achten, gelet op wat hiervoor onder rechtsoverweging 5 is overwogen. Dat eiser inmiddels al 10 jaar geleden uit Gambia vertrok, doet daar niet aan af. Immers, geloofwaardig moet worden geacht dat de familieleden zullen proberen om het vermeende achtergehouden erfdeel op te eisen. Dit betekent dat verweerder het besluit op dit punt ondeugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren. De rechtbank ziet echter in het navolgende aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
6.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiser de bescherming van de autoriteiten kan inroepen. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat eerder de hulp van de Gambiaanse politie is ingeroepen en dat zij toen ook hebben geholpen. Niet is onderbouwd dat eiser zich niet nogmaals tot de Gambiaanse autoriteiten kan wenden. Dat familieleden van eiser bij de politie werkzaam zijn, maakt het voorgaande niet anders, omdat dit de politie er eerder blijkbaar ook niet van heeft weerhouden om hulp te bieden. Verder blijkt uit de landeninformatie niet dat de Gambiaanse autoriteiten geen effectieve bescherming kunnen bieden. Zoals verweerder terecht opmerkt is dit recentelijk nog bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [6] Weliswaar is dat een algemeen beeld, maar eiser heeft niet onderbouwd dat dit in zijn individuele geval niet opgaat.
6.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Artikel 8 EVRM
7. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Hierbij heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser het bestaan van zijn gestelde vriendin noch het familieleven dat hij met haar stelt te hebben heeft onderbouwd, hoewel hij hiervoor ruimschoots gelegenheid heeft gehad. Ook ter zitting heeft eiser hierover niets naar voren gebracht.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Gelet op wat onder 6.1 en 6.2 is overwogen zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel in stand blijven.
9. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verslag aanvullend gehoor, bladzijde 18.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2333, rechtsoverweging 8.1.
5.Nader gehoor bladzijde 7, aanvullend gehoor bladzijde 11.
6.Uitspraak van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1315.