ECLI:NL:RVS:2023:1285
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 22 december 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling had op 2 december 2022 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 maart 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het uitlezen van de telefoon van de vreemdeling geen directe betekenis heeft voor het opleggen of voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel. De klacht van de vreemdeling dat hiervoor geen wettelijke grondslag is, behoeft geen verdere bespreking. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 30 maart 2023.