ECLI:NL:RVS:2022:788
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- E. Steendijk
- J.J.W.P. van Gastel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 2 maart 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 3 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 maart 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Hierdoor werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter mr. N. Verheij en de leden mr. E. Steendijk en mr. J.J.W.P. van Gastel, in aanwezigheid van griffier mr. E.L. Iedema. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 maart 2022.