ECLI:NL:RVS:2022:720
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 10 maart 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 5 mei 2021 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank Den Haag had op 30 juni 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K.P.E. van Tulden, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds belang had bij de beoordeling van haar hoger beroep, ondanks de bewering van de staatssecretaris dat zij teruggekeerd was naar haar land van herkomst. De gemachtigde van de vreemdeling had aangegeven dat zij contact met haar onderhoudt en dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft en de procedure wil voortzetten.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.