ECLI:NL:RBDHA:2024:19331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
NL24.23073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling van lesbische gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Ugandese vrouw, heeft op 3 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft haar aanvraag op 12 september 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij de geloofwaardigheid van haar lesbische gerichtheid in twijfel werd getrokken. Eiseres had eerder, op 3 december 2020, een asielaanvraag ingediend die ook was afgewezen. In haar opvolgende aanvraag op 12 december 2022 heeft zij nieuwe verklaringen en bewijsstukken overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende waren om de geloofwaardigheid van haar asielmotief te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiseres niet samenhangend en aannemelijk waren, en dat de minister niet onredelijk heeft gehandeld door de aanvraag af te wijzen. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de minister in strijd heeft gehandeld met de samenwerkingsverplichting en dat de toegepaste werkinstructie (WI 2024/6) niet op haar aanvraag had mogen worden toegepast. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen en het beroep ongegrond verklaard, met uitzondering van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen, waarvoor de minister in de proceskosten is veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van objectieve bewijsstukken in asielprocedures, vooral bij claims van seksuele gerichtheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23073

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer],
mede namens haar dochter [minderjarige], geb. [geboortedag] 2023
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

Eiseres heeft op 3 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag.
Bij besluit van 12 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
Verweerder heeft op 30 oktober 2024 een verweerschrift ingediend, eiseres aanvullende gronden en onderbouwing.
De rechtbank heeft het beroep op 1 november 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1991 en de Ugandese nationaliteit te hebben.
2. Eiseres heeft op 3 december 2020 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Aan deze asielaanvraag heeft zij ten grondslag gelegd dat zij de lesbische gerichtheid heeft en dat zij naar aanleiding hiervan problemen heeft ondervonden in Uganda. Ook is haar (oudste) dochter in Uganda ontvoerd. Bij besluit van 5 mei 2021 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Hij vindt de verklaringen van eiseres over haar lesbische gerichtheid, de daaruit voortvloeiende problemen en de ontvoering van haar dochter ongeloofwaardig. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. [1] De Afdeling [2] heeft het hoger beroep hiertegen ongegrond verklaard. [3]
3. Eiseres heeft op 12 december 2022 een opvolgende asielaanvraag in Nederland ingediend. Als nieuwe elementen en bevindingen heeft zij verklaringen overgelegd van een begeleider van het Leger des Heils en van het COC Amsterdam. Ook heeft zij foto’s overgelegd van WhatsApp-gesprekken van een lhbti-groep en van gesprekken met haar vriendin [naam 1]. Zij stelt dat de inhoud van deze gesprekken haar relatie met [naam 1] bevestigen. Daarnaast kan zij nu beter verklaren over haar gerichtheid dan tijdens haar eerste asielprocedure. Voorafgaand aan het gehoor van 5 september 2024 heeft eiseres nog een verklaring overgelegd van [naam 2] en meerdere foto’s van lhbti-gerelateerde activiteiten op sociale media.
4. Verweerder heeft de opvolgende asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [4] Hij vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, maar de lesbische gerichtheid echter ongeloofwaardig. Verweerder overweegt dat de verklaringen van eiseres over haar lesbische gerichtheid niet zijn onderbouwd met objectieve documenten. Daarnaast vormen de verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. [5] In dat verband overweegt hij dat de verklaringen oppervlakkig, algemeen en tegenstrijdig zijn. Daarbij zijn de verklaringen van derden en de foto’s van WhatsApp gesprekken onvoldoende om deze oppervlakkige verklaringen te compenseren.
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft het asielmotief van eiseres beoordeeld met toepassing van WI 2024/6. [6] Deze werkinstructie houdt echter geen rekening met de zwakke bewijspositie van eiseres. Verweerder handelt daardoor in strijd met de samenwerkingsverplichting. In dat verband wordt verwezen naar het UNHCR-handboek [7] , artikel 4 van de Definitierichtlijn [8] , artikel 10 van de Procedurerichtlijn [9] , de artikelen 3:2 en 4:2 van de Awb en naar diverse uitspraken van het EHRM [10] en het HvJEU. [11] [12] Onder WI 2024/6 worden de vijf voorwaarden van artikel 4, vijfde lid, van de Definitierichtlijn gebruikt als checklist. Wanneer niet aan één van de voorwaarden wordt voldaan, wordt door verweerder ten onrechte niet meer de algehele geloofwaardigheid van het asielrelaas beoordeeld. Ook had verweerder moeten beoordelen of eiseres het voordeel van de twijfel verdient. [13] Verder is WI 2024/6 in strijd met WI 2019/17 [14] . In WI 2019/17 staat namelijk dat verweerder op zoek is naar het authentieke relaas voor wat betreft de seksuele gerichtheid. Dit uitgangspunt staat haaks op WI 2024/6, omdat in WI 2024/6 als eerste wordt beoordeeld of objectieve documenten zijn ingediend. Ook wordt in WI 2019/17 nog altijd verwezen naar WI 2014/10 [15] . Daarnaast is het wijzigen van het beleid door middel van de invoering van WI 2024/6 in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en met het evenredigheidsbeginsel. [16] Het asielrelaas van eiseres is op voorhand ongeloofwaardig geacht, omdat zij geen documenten heeft overgelegd. Ook wordt onder WI 2024/6 ten onrechte een knip gemaakt in de geloofwaardigheidsbeoordeling, nu volgens de werkinstructie in stap 2a uitsluitend wordt beoordeeld of de vreemdeling documenten heeft ingediend en in stap 2b enkel wordt getoetst of aan de vijf cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw is voldaan. Er vindt daardoor geen evenwichtige integrale beoordeling plaats. Tot slot had verweerder WI 2024/6 niet mogen toepassen op de asielaanvraag van eiseres, omdat zij haar asielaanvraag voor de invoeringsdatum van WI 2024/6 heeft ingediend.
6. Over haar verklaren en de door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling voert eiseres aan dat zij wel gedetailleerd heeft verklaard over haar lesbische gerichtheid, de relatie met [naam 1], lhbti-bijeenkomsten en het proces om een zaaddonor te vinden. Daarbij heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met haar introverte persoonlijkheid, die gerelateerd is aan haar culturele achtergrond. In dat verband heeft zij een rapport van Buro Kleurkracht overgelegd. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat verweerder ten onrechte de verklaringen van de begeleider van het Leger des Heils en COC Amsterdam niet heeft beoordeeld. Tot slot is ter zitting door eiseres aangevoerd dat de tolk tijdens het gehoor van 5 september 2024 was afgeleid door zijn/haar telefoongebruik en dat daardoor wordt getwijfeld aan de kwaliteit van de vertalingen van die tolk.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
7. Verweerder heeft met het bestreden besluit alsnog op de asielaanvraag van eiseres beslist. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een beslissing op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk.
8. Voor zover eiseres aanvoert dat verweerder ten onrechte geen bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag wordt overwogen dat artikel 1 van de Tijdelijke wet [17] in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 30 november 2022 geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht. [18]
Het beroep tegen het bestreden besluit
9. In WI 2024/6 staat dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas in twee stappen plaatsvindt. In stap 1 worden de feiten en omstandigheden geïdentificeerd en wordt het asielrelaas vastgesteld. Het asielrelaas bestaat alleen uit de feiten en omstandigheden die verband houden met of relevant zijn voor de beoordeling of de vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. Een asielrelaas kan bestaan uit één of meerdere (losse) asielmotieven. Onder het asielmotief vallen de feiten en omstandigheden die voor de vreemdeling reden vormen voor het aanvragen van bescherming. In stap 2 wordt de geloofwaardigheid van het asielmotief beoordeeld. Daarbij wordt eerst beoordeeld of het asielmotief voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken (stap 2a). Als een asielmotief niet of onvoldoende kan worden onderbouwd met objectieve documenten wordt een geloofwaardigheidstoets toegepast om tot een oordeel te komen over de geloofwaardigheid (stap 2b). In dat geval wordt getoetst aan de vijf cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Als het asielmotief onvoldoende is onderbouwd met documenten en de vreemdeling niet voldoet aan één of meerdere van de vijf voorwaarden, is het asielmotief niet geloofwaardig.
10. Het is niet onredelijk dat verweerder eerst heeft beoordeeld of eiseres objectieve documenten heeft ingediend (stap 2a). Als dergelijke documenten aanwezig zouden zijn, is een uitgebreide geloofwaardigheidsbeoordeling namelijk niet noodzakelijk. Dat het in het geval van eiseres gaat om een lhbti-motief maakt dit niet anders. Hoewel verweerder heeft erkend dat er niet snel objectieve documenten aanwezig zullen zijn die de gestelde lesbische gerichtheid van eiseres geheel kunnen onderbouwen, is het niet bij voorbaat uitgesloten dat het asielmotief gedeeltelijk kan worden onderbouwd met objectieve documenten. Daarbij komt dat de vaststelling van verweerder dat er geen objectieve documenten zijn overgelegd, niet betekent dat het asielmotief per definitie ongeloofwaardig wordt geacht. Dit volgt namelijk niet uit WI 2024/6. In deze werkinstructie staat dat verweerder met stap 2b rekening houdt met de omstandigheid dat van een vreemdeling doorgaans niet verwacht kan worden dat hij zijn relaas volledig met bewijsmateriaal staaft. Ook het bestreden besluit bevat geen aanknopingspunten die de stelling van eiseres kunnen dragen dat verweerder het asielmotief op voorhand ongeloofwaardig vindt omdat geen objectieve documenten zijn overgelegd. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres heeft beoordeeld en deze verklaringen ongeloofwaardig vindt, omdat deze geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Om die reden is de gestelde lesbische gerichtheid van eiseres ongeloofwaardig geacht. De beoordeling van de verklaringen van eiseres hebben dan ook een prominente rol gekregen bij de besluitvorming. Bij deze beoordeling zijn eveneens de door eiseres overgelegde stukken betrokken. In zoverre wordt in deze zaak geen wezenlijk verschil geconstateerd met de geloofwaardigheidsbeoordeling zoals die met toepassing van WI 2014/10 zou zijn verricht. Ook de door eiseres aangehaalde literatuur, wetsartikelen en jurisprudentie vormen geen aanleiding voor het oordeel dat de door verweerder gehanteerde werkwijze onredelijk is, dan wel strijdig is met wetgeving of rechtspraak. Verder is door eiseres niet geconcretiseerd in welk opzicht verweerder in strijd heeft gehandeld met de samenwerkingsverplichting. De door eiseres gestelde ‘knip’ in de geloofwaardigheidsbeoordeling wordt in deze zaak niet geconstateerd.
11. Nu de beoordeling van de verklaringen van eiseres een prominente rol heeft in de besluitvorming wordt niet gevolgd dat de geloofwaardigheidsbeoordeling onder WI 2024/6 haaks staat op de uitgangspunten van WI 2019/17. Het enkele feit dat in WI 2019/17 nog altijd wordt verwezen 2014/10 geeft geen aanleiding tot een andere conclusie. Niet is gebleken dat eiseres door deze gedateerde verwijzing in haar belangen is geschaad. Bovendien heeft verweerder ter zitting meegedeeld dat deze verwijzing in de toekomst zal worden gewijzigd.
12. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder WI 2024/6 niet had mogen toepassen op haar asielaanvraag en dat deze beleidswijziging in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en met het rechtszekerheidsbeginsel, slaagt evenmin. Het uitgangspunt in het bestuursrecht is dat een besluit wordt genomen op basis van het op dat moment geldende beleid. Dat kan anders zijn als er sprake is van overgangsrecht of als dat uit (andere) wetgeving volgt, maar dat is bij de beslissing op een asielaanvraag niet het geval. Eiseres heeft bovendien niet gesteld en onderbouwd dat toepassing van WI 2014/10 in haar geval tot een andere uitkomst had geleid. Daarnaast is hiervoor al toegelicht dat de toepassing van WI 2024/6 in eiseres haar geval niet onredelijk is.
13. Verweerder was daarnaast niet gehouden om te motiveren of eiseres het voordeel van de twijfel verdient, aangezien dit pas aan de orde is indien wordt voldaan aan alle voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiseres niet samenhangend en aannemelijk heeft verklaard. De enkele stellingen van eiseres dat zij wel gedetailleerd heeft verklaard over haar lesbische gerichtheid, relatie met [naam 1], lhbti-bijeenkomsten en het proces om een zaaddonor te vinden, zijn in het licht van verweerders tegenwerpingen onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Eiseres heeft niet concreet gesteld en onderbouwd met welke tegenwerpingen van verweerder zij het niet eens is. Zij heeft ook niet toegelicht welke specifieke verklaringen van haar een ander standpunt kunnen rechtvaardigen.
14. Het betoog van eiseres dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar introverte persoonlijkheid treft ook geen doel. In het bestreden besluit is voldoende toegelicht dat rekening is gehouden met het referentiekader van eiseres. Uit het verslag van het gehoor van 5 september 2024 blijkt dat door de hoormedewerker vragen op verschillende manieren zijn gesteld, dat tussentijds aan eiseres is gevraagd hoe het gaat, dat aan eiseres is gevraagd of de vragen op een andere manier kunnen worden gesteld én dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om haar antwoorden op te schrijven. Het door eiseres overgelegde rapport van Buro KleurKracht kan haar eveneens niet baten. Dit rapport ziet in de eerste plaats niet specifiek op eiseres. Daarbij komt dat eiseres een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend, waarbij zij stelt dat zij tijdens haar eerste asielprocedure bepaalde informatie niet heeft kunnen vertellen. Verweerder mag dan ook verwachten dat zij inzichtelijk maakt welke informatie zij niet eerder heeft gedeeld. Dit heeft eiseres echter niet gedaan.
15. Eiseres wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat verweerder de verklaringen van de begeleider van het Leger des Heils en COC Amsterdam niet heeft beoordeeld. Hoewel verweerder deze documenten niet expliciet heeft benoemd in het bestreden besluit, heeft verweerder in het voornemen overwogen dat de overgelegde verklaringen van derden niet opwegen tegen de oppervlakkige verklaringen over de seksuele gerichtheid. Met deze overweging heeft verweerder deze twee verklaringen voldoende betrokken bij zijn beoordeling. De overige verklaringen van derden, de foto’s van WhatsApp-gesprekken en de sociale media activiteiten van eiseres zijn tijdens het gehoor van 5 september 2024 uitvoerig besproken en deze zijn door verweerder ook voldoende betrokken bij zijn beoordeling. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat deze stukken niet opwegen tegen de oppervlakkige verklaringen van eiseres over haar lesbische gerichtheid.
16. Voor zover eiseres ter zitting heeft gesteld dat de tolk tijdens het gehoor van 5 september 2024 was afgeleid door zijn/haar telefoongebruik en dat daarom door eiseres wordt getwijfeld aan de kwaliteit van de vertalingen, blijkt uit pagina 24 van het verslag van het gehoor dat eiseres geen op- of aanmerkingen had over de tolk. Daarnaast heeft zij ook in de correcties en aanvullingen op het gehoor, noch in de zienswijze, noch in de beroepsgronden melding gemaakt van het gestelde gedrag van de tolk of van de kwaliteit van de vertalingen. De beroepsgrond slaagt niet.
17. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
18. Omdat eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, zal verweerder in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 875 (1 punt voor het indienen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875 per punt en een wegingsfactor 0,5). De wegingsfactor 0,5 is van toepassing, nu het beroep alleen gegrond is voor zover dit betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover dat is gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag;
  • verklaart het beroep ongegrond voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, 30 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6649.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Uitspraak van 10 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:720.
4.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.Als bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw.
6.Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
7.United Nations High Commissioner for Refugees, Handbook on Procedures and Criteria for Determining Refugee Status under the 1951 Convention and the 1967 Protocol relating to the Status of Refugees.
8.Richtlijn 2011/95/EU.
9.Richtlijn 2013/32/EU.
10.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
11.Hof van Justitie van de Europese Unie.
12.EHRM 9 maart 2010, nr. 41827/07 (
13.HvJEU 29 juni 2023, ECLI:EU:C:2023:523 (
14.Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
15.Werkinstructie 2014/10.
16.Eiseres verwijst in dat verband naar de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
17.De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
18.Met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2022:3352.