ECLI:NL:RVS:2022:4003

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
202207400/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot machtiging tot voorlopig verblijf

Op 10 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor vier vreemdelingen ingewilligd. De staatssecretaris bepaalde dat de vreemdelingen vanaf 11 mei 2023, of eerder indien er geschikte huisvesting is, een afspraak konden maken om een mvv-sticker aan te vragen. De rechtbank Den Haag heeft op 22 december 2022 het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd voor zover het de datum van 11 mei 2023 betreft. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen een week de Nederlandse ambassade in Nur-Sultan (Astana) te machtigen om de vreemdelingen de mvv-sticker onmiddellijk te verstrekken. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 december 2022 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris al had ingestemd met de aanvraag voor de mvv en dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen onevenredige inspanning vereiste. Het belang van de vreemdelingen bij een spoedige afgifte van de mvv-sticker woog zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 759,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202207400/2/V1.
Datum uitspraak: 29 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 22 december 2022 in zaak nr. 22/7709 in het geding tussen:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2022 (hierna: het besluit) heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, ingewilligd. Daarbij heeft de staatssecretaris bepaald dat de vreemdelingen vanaf 11 mei 2023, of zoveel eerder als referent geschikte huisvesting heeft, een afspraak kunnen maken om een mvv-sticker aan te vragen.
Bij uitspraak van 22 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd voor zover daarin is bepaald dat de vreemdelingen pas vanaf 11 mei 2023, of zoveel eerder als referent geschikte huisvesting heeft, een afspraak kunnen maken om een mvv-sticker aan te vragen en de staatssecretaris opgedragen om binnen een week de Nederlandse ambassade te Nur-Sultan (de Afdeling leest: Astana) te machtigen om de vreemdelingen de mvv-sticker meteen te geven.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de uitspraak van de rechtbank te schorsen totdat de Afdeling op het verzoek om een voorlopige voorziening en/of het hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de staatssecretaris een machtiging tot voorlopig verblijf moet verlenen. De aanvraag daarvoor heeft de staatssecretaris immers al ingewilligd. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de staatssecretaris geen onevenredige inspanning vergt. De staatssecretaris hoeft immers alleen de Nederlandse ambassade te Astana te machtigen om de vreemdelingen eerder dan 11 mei 2023 de gevraagde mvv-sticker te geven. Het belang van de vreemdelingen bij een spoedige afgifte van de mvv-sticker weegt daarom in dit geval zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om geen uitvoering te hoeven geven aan de uitspraak van de rechtbank.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Y.W.E. Senden, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Senden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2022
886