ECLI:NL:RVS:2022:348

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
202104511/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel voor biseksuele vreemdeling uit Uganda

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 juni 2021. De vreemdeling, die biseksueel is en uit Uganda komt, heeft aangevoerd dat zij gevlucht is omdat haar seksuele geaardheid bekend was geworden. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in een mondelinge uitspraak op 5 juli 2021. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.M. Zuidhoek, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 2 februari 2022 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het rapport van ‘LGBT Asylum Support’ buiten beschouwing heeft gelaten. Dit rapport, dat door de vreemdeling was ingediend, werd door de rechtbank niet voldoende gewogen in haar beslissing. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank had moeten vragen welke waarde de staatssecretaris aan het rapport hechtte en wat dit betekende voor zijn besluit. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 759,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202104511/1/V1.
Datum uitspraak: 2 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 juli 2021 in zaak nr. NL21.9350 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij mondelinge uitspraak van 5 juli 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Zuidhoek, advocaat te Gieten, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij biseksueel is en is gevlucht uit Uganda, omdat bekend was geworden dat zij een relatie had met een vrouw.
2.       In haar grieven betoogt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte het door haar in beroep overgelegde rapport van ‘LGBT Asylum Support’ van 4 juli 2021 (hierna: het rapport) buiten beschouwing heeft gelaten. Volgens de vreemdeling is ‘LGBT Asylum Support’ een deskundige en mag de staatssecretaris alleen gemotiveerd van het rapport afwijken.
2.1.    De rechtbank heeft bij haar oordeel rekening gehouden met het rapport en dat dus niet buiten beschouwing gelaten. Zij heeft echter ten onrechte niet aan de staatssecretaris gevraagd welke waarde hij aan het rapport hecht en wat dat betekent voor zijn besluit om pas dan dat standpunt te toetsen. Omdat de rechtbank niet heeft geoordeeld dat het meenemen van het rapport in strijd is met de goede procesorde en zij evenmin heeft geoordeeld dat het rapport niet relevant kan zijn voor het besluit, had zij dat wel moeten doen. Dat volgt uit artikel 83 van de Vw 2000. De grief slaagt.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld en beslist, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de mondelinge uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 juli 2021 in zaak nr. NL21.9350;
III.      wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.     veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Schuurman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022
282-927