ECLI:NL:RVS:2022:3431

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
202206094/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.Th. Drop
  • D.I. van Kesteren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beperkte kennisneming van vertrouwelijke informatie in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 27 september 2022. De rechtbank had in deze uitspraak een beslissing genomen in een geschil tussen de vreemdeling en de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft een vertrouwelijke versie van een gedingstuk overgelegd en verzocht om beperking van de kennisneming van dit stuk op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat de bestuursrechter kan besluiten dat bepaalde informatie niet door partijen mag worden ingezien als dit in het belang van de nationale veiligheid of andere gewichtige redenen is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken van de staatssecretaris beoordeeld. De staatssecretaris heeft aangevoerd dat de informatie in het gedingstuk vertrouwelijk is en dat het delen van deze informatie met de vreemdeling schadelijk kan zijn voor de nationale veiligheid en de vertrouwelijkheid van bestuurlijke inbreng. De Afdeling heeft de belangen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van vertrouwelijk overleg en de bescherming van de nationale veiligheid in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling om kennis te nemen van het stuk.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de staatssecretaris tot beperkte kennisneming van het vertrouwelijke stuk toegewezen. De beslissing is genomen door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 november 2022.

Uitspraak

202206094/3/V2.
Datum beslissing: 25 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 27 september 2022 in zaak nr. 21/5304 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 27 september 2022 in zaak nr. 21/5304.
De staatssecretaris heeft de vertrouwelijke versie van een gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het betreft een verslag van het casusoverleg van het Veiligheidshuis van 14 november 2018.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       De staatssecretaris heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat een inbreng van de partners van het Veiligheidshuis, zoals de gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie, wordt gegeven op basis van vertrouwelijkheid en dat het gaat om persoonlijke beleidsopvattingen van deelnemers aan het overleg. Voor het bestuurlijk draagvlak en ten behoeve van de vrijheid om van gedachten te wisselen, is het van belang dat die mogelijkheid tot vertrouwelijk overleg en vertrouwelijke bestuurlijke inbreng blijft bestaan zonder dat degene op wie het overleg betrekking heeft daarvan kennis neemt. Dit is volgens de staatssecretaris ook in het belang van de bescherming van de nationale veiligheid.
4.       De Afdeling heeft kennisgenomen van het overgelegde vertrouwelijke stuk. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de mogelijkheid van vertrouwelijk overleg en bestuurlijke inbreng van betrokken partijen in dit geval zwaarder dan het belang van de vreemdeling bij kennisneming van het stuk.
5.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2022
897