ECLI:NL:RVS:2022:3330
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 4 september 2020 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 16 april 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, verklaarde op 10 maart 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Riel, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. In grief 1 werd geklaagd over een schending van de hoorplicht door de rechtbank. De Afdeling oordeelde echter dat de staatssecretaris de hoorplicht niet had geschonden, omdat de vreemdeling in de bezwaarfase onvoldoende nieuwe informatie had aangeleverd die de afwijzing van de mvv kon onderbouwen. De vreemdeling had niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met de referent, wat een belangrijke voorwaarde is voor het verkrijgen van een mvv.
De overige grieven van de vreemdeling, grieven 2 tot en met 7, werden door de Afdeling niet verder gemotiveerd, omdat deze geen vragen bevatten die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.