ECLI:NL:RVS:2022:3188

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
202205798/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van een uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 7 november 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, gedaan op 19 september 2022. Het verzoek om herziening was ingediend door een vreemdeling, die op 6 oktober 2022 de Afdeling verzocht om herziening op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vreemdeling had nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die volgens hem aanleiding gaven voor herziening.

De Afdeling heeft overwogen dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is onder specifieke omstandigheden, zoals vastgelegd in de Awb. In eerdere jurisprudentie, met name in de uitspraak van 27 juli 2004, is vastgesteld dat alleen uitspraken die vallen onder afdeling 8.2.6 van de Awb en artikel 8:86 van de Awb in aanmerking komen voor herziening. De uitspraak waar de vreemdeling om herziening vroeg, was echter een voorlopige voorziening op basis van artikel 8:81 van de Awb, en viel daarmee niet onder de uitspraken die voor herziening in aanmerking komen.

Daarom heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het verzoek om herziening kennis te nemen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202205798/1/V3.
Datum uitspraak: 7 november 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 19 september 2022, in zaak nr. 202203599/3/V3.
Procesverloop
Bij brief van 6 oktober 2022 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 19 september 2022 in zaak nr. 202203599/3/V3.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb).
1.1.    In haar uitspraak van 27 juli 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AT8975, heeft de Afdeling overwogen dat alleen uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en in artikel 8:86 van de Awb onherroepelijke uitspraken zijn die voor herziening in aanmerking komen. De vreemdeling vraagt om herziening van een uitspraak waarin op grond van artikel 8:81 van de Awb, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, een voorlopige voorziening is getroffen. Omdat dit geen uitspraak is als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en in artikel 8:86 van de Awb, is de Afdeling kennelijk onbevoegd van het verzoek om herziening kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2022
47-982