ECLI:NL:RVS:2022:2415
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep
Op 19 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 juni 2020 de aanvraag van de vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kinderen opkwam, afgewezen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. De rechtbank verklaarde op 26 juli 2022 het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.A.S. Jansen.
In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en het hoger beroep ongegrond verklaard. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2022, waarbij mr. H.J.M. Baldinger als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier. De beslissing bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en houdt in dat de vreemdeling geen verblijfsvergunning asiel zal ontvangen.