ECLI:NL:RVS:2022:2415

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
202204514/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep

Op 19 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 juni 2020 de aanvraag van de vreemdeling, die ook voor haar minderjarige kinderen opkwam, afgewezen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. De rechtbank verklaarde op 26 juli 2022 het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.A.S. Jansen.

In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en het hoger beroep ongegrond verklaard. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2022, waarbij mr. H.J.M. Baldinger als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier. De beslissing bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en houdt in dat de vreemdeling geen verblijfsvergunning asiel zal ontvangen.

Uitspraak

202204514/1/V2.
Datum uitspraak: 19 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 26 juli 2022 in zaak nr. NL22.10621 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 26 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 9 augustus 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling voorlopig uitstel van vertrek verleend krachtens artikel 64 van de Vw 2000.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt deze motivering over.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2022
307-986