ECLI:NL:RVS:2022:2337
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- C.M. Wissels
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag document rechtmatig verblijf gemeenschapsonderdaan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 2 juli 2021. De vreemdeling had een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 3 december 2019 afgewezen. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond bij besluit van 20 maart 2020. De rechtbank oordeelde in haar uitspraak van 2 juli 2021 dat het beroep van de vreemdeling ongegrond was.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.I. Siers, stelde hoger beroep in. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de staatssecretaris de vreemdeling niet hoefde te horen over haar bezwaar. De vreemdeling had relevante argumenten aangevoerd die niet genegeerd konden worden. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad van State besliste dat het besluit van 20 maart 2020 ook vernietigd moest worden. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 werden vastgesteld, en moest het door de vreemdeling betaalde griffierecht van € 448,00 vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 11 augustus 2022.