ECLI:NL:RVS:2022:2132
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 27 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 8 november 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 8 juni 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.H. Werink, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De staatssecretaris stelde dat de vreemdeling met onbekende bestemming was vertrokken, maar de vreemdeling gaf aan dat hij contact onderhield met zijn gemachtigde en de procedure wilde voortzetten. De Afdeling oordeelde dat de vreemdeling nog steeds belang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep.
Het hoger beroep leidde echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.