ECLI:NL:RVS:2022:1930
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
Op 7 juli 2022 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 18 maart 2022 niet-ontvankelijk. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 23 mei 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.A. Ubbergen, stelde hoger beroep in tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 24 juni 2022, waarin de situatie in Italië voor statushouders werd besproken. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De beslissing werd vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2022.