ECLI:NL:RBDHA:2022:5048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
NL22.5015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag wegens internationale bescherming in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Sierra Leoonse vrouw, haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard zag. De rechtbank oordeelde dat de eiseres internationale bescherming geniet in Italië, hetgeen is vastgesteld door Eurodac-onderzoek en bevestiging van de Italiaanse autoriteiten. De eiseres voerde aan dat de omstandigheden in Italië onacceptabel zijn en dat zij en haar kinderen in een situatie van verregaande materiële deprivatie zouden terechtkomen bij terugkeer. De rechtbank oordeelde echter dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat haar status in Italië was ingetrokken of dat de Italiaanse autoriteiten hun verplichtingen niet nakomen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt en dat de Italiaanse autoriteiten in redelijkheid konden worden vertrouwd om hun internationale verplichtingen na te komen. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5015

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer 1],

mede namens haar minderjarige kinderen,
[minderjarige 1], V-nummer [V-nummer 2]
[minderjarige 2], V-nummer [V-nummer 3]
(gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

ProcesverloopBij besluit van 18 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdniet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een rechtbankuitspraak ingebracht.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.5016, op 3 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is Cisse als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1990 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard [2] , omdat eiseres internationale bescherming heeft in Italië. Dit is gebleken uit Eurodac-onderzoek, de verklaringen van eiseres en uit informatie van Italië. [3]
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiseres voert als eerste aan dat niet vaststaat dat zij internationale bescherming in Italië geniet en dat het mogelijk is dat de Italiaanse autoriteiten haar beschermingsstatus hebben ingetrokken of beëindigd. Verder voert eiseres aan dat Italië systematisch tekort schiet in de naleving van zijn internationale verplichtingen ten aanzien van terugkerende statushouders en dat ten aanzien van Italië daarom niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [4] Eiseres wijst er bovendien op dat de omstandigheden waarin zij met haar kinderen in Italië leefde, zeer slecht waren en dat zij in de prostitutie heeft moeten werken om in haar levensonderhoud te voorzien en medicijnen voor haar dochter te kunnen betalen. De dochter van eiseres heeft [ziekte], krijgt hiervoor medicatie en wordt op het moment behandeld in het AMC in Amsterdam. Volgens eiseres zal Italië ook in haar geval zijn internationale verplichtingen niet naleven en komt zij bij terugkeer buiten haar eigen wil en keuzes om terecht in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. Bij terugkeer zal eiseres ook niet meteen toegang hebben tot huisvesting en sociale uitkeringen en is de toegang tot de arbeidsmarkt voor haar beperkt. Van eiseres als alleenstaande, ongeletterde vrouw met twee kinderen kan niet verwacht worden dat zij hierover klaagt bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten. Eiseres betoogt dat zij aangemerkt moet worden als een bijzonder kwetsbaar persoon in de zin van het Tarakhel-arrest [5] en dat verweerder zich er daarom van moet vergewissen dat zij over opvang/toegang tot huisvesting en andere voorzieningen kan beschikken in Italië. Tot slot doet eiseres een beroep op uitstel van vertrek.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Internationale bescherming in Italië
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij in Italië geen verblijfsrecht heeft. Daarbij merkt de rechtbank op dat de Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat zij aan eiseres een vluchtelingenstatus hebben verleend en dat dit ook uit de verklaringen van eiseres blijkt. De stelling van eiseres dat de geldigheidsduur van het aan haar verstrekte verblijfsdocument inmiddels zou zijn verstreken, betekent niet dat zij in Italië geen verblijfsrecht meer heeft. De Italiaanse autoriteiten moeten de verleende internationale bescherming immers uitdrukkelijk en na een individuele beoordeling intrekken of beëindigen. [6] Eiseres heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om aan te nemen noch met stukken onderbouwd dat haar status in Italië is ingetrokken of beëindigd. Daarom gaat de rechtbank ervanuit dat eiseres in Italië internationale bescherming geniet.
Artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
5. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen vanuit gaan dat Italië zijn internationale verplichtingen waaronder die uit het Unierecht naleeft. Een schending van artikel 4 van het Handvest wordt bovendien niet snel aangenomen. Volgens Europese jurisprudentie is daar pas sprake van, wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe leidt dat iemand die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn eigen wil en keuzes om, terecht komt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire basisbehoeften, zoals eten, het nemen van een bad en het beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid, of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. [7]
5.1.
De hoogste nationale bestuursrechter heeft in 2018 overwogen dat de feitelijke situatie voor statushouders in Italië weliswaar moeilijk is maar niet zodanig slecht is dat er sprake is van extreme armoede of ontberingen van de eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Italiaanse autoriteiten onverschillig zouden staan en waardoor er voor statushouders in zijn algemeenheid een reëel risico bestaat om in een situatie die strijdig is met artikel 4 van het Handvest terecht te komen. [8] Uit de algemene rapporten die eiseres heeft overgelegd, volgt niet dat sprake is van een dusdanige verslechtering van de situatie voor statushouders in Italië. Hieruit komt naar voren dat de situatie voor hen nog altijd zwaar is en dat het erg lastig is om woonruimte te verkrijgen maar niet dat de situatie in Italië zo slecht is dat sprake is van extreme armoede of ontberingen van de eerste levensbehoeften waartegen de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de overgelegde rapporten van 2020 en 2021 zijn en daarom niet de meest actuele situatie in Italië beschrijven. Met deze rapporten heeft eiseres daarom niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar onmogelijk is om opvang te krijgen of woonruimte te vinden in Italië en dat zij op straat zal moeten leven.
5.2.
Zonder af te doen aan de moeilijkheden waarmee eiseres mogelijk geconfronteerd zal worden bij terugkeer naar Italië, zoals bij het verkrijgen van geschikte woonruimte en het vinden van werk, concludeert de rechtbank dat eiseres er niet in geslaagd is om aannemelijk te maken dat de situatie van statushouders in Italië voor haar persoonlijk zo slecht is dat zij bij terugkeer naar Italië buiten haar wil en keuzes om terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres als statushouder in beginsel over dezelfde (sociale) rechten beschikt als Italiaanse staatsburgers. In het verleden heeft eiseres bovendien na het verlaten van de opvang woonruimte bij de zus van een vriendin gevonden en in haar levensonderhoud, hoewel noodgedwongen in de prostitutie, kunnen voorzien. Bovendien heeft de dochter van eiseres medische behandeling gekregen en is zij in Italië naar school gegaan. Uit het persoonlijk relaas van eiseres over haar ervaringen in het verleden blijkt daarom niet dat deze bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid in haar geval zal worden bereikt.
5.3.
De omstandigheid dat eiseres mogelijk niet meteen over huisvesting, sociale voorzieningen en een baan zal beschikken, doet er niet aan af dat van haar inspanningen op dit vlak mogen worden verwacht. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat eiseres zich in het geval van problemen tot de Italiaanse autoriteiten zal moeten wenden. Dat dit niet mogelijk is en dat de Italiaanse autoriteiten onverschillig staan tegenover haar situatie als statushouder heeft eiseres niet met stukken onderbouwd. Eiseres heeft zich in het verleden niet tot de autoriteiten gewend, zodat niet aannemelijk is dat de Italiaanse autoriteiten haar niet willen of kunnen helpen. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres lastig kan zijn om voor hulp bij het juiste loket aan te kloppen omdat zij analfabeet is, maar dit maakt volgens de rechtbank nog niet dat het voor eiseres onmogelijk is om hulp te vragen dan wel te klagen bij de (hogere) Italiaanse autoriteiten in het geval zij haar niet willen helpen.
Bijzondere kwetsbaarheid
6. De rechtbank overweegt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij als bijzonder kwetsbaar moet worden aangemerkt. [9] De omstandigheid dat eiseres ongeletterd is en als alleenstaande ouder voor twee minderjarige kinderen zorgt, maakt haar mogelijkerwijs kwetsbaarder dan andere statushouders maar maakt nog niet dat eiseres bijzonder kwetsbaar is in die zin dat zij zich in Italië niet staande zal kunnen houden en haar rechten niet zal kunnen effectueren. [10] Ook de omstandigheid dat de dochter van eiseres medische problemen heeft waarvoor zij in Nederland behandeld wordt, acht de rechtbank onvoldoende om bijzondere kwetsbaarheid aan te nemen. Eiseres heeft namelijk niet met stukken onderbouwd dat medische behandeling voor haar dochter in Italië niet beschikbaar of toegankelijk is of dat Nederland het aangewezen land is om haar te behandelen. Dit doet er niet aan af dat de medische situatie van haar dochter het voor eiseres moeilijk kan maken in Italië.
Uitstel van vertrek
7. Wanneer de eerste asielaanvraag van een vreemdeling niet-ontvankelijk is verklaard omdat de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet, toetst verweerder niet ambtshalve of er reden is om uitstel van vertrek te verlenen. [11] Om die reden heeft verweerder in deze procedure terecht niet beoordeeld of het gelet op de gezondheidstoestand van eiseres en die haar kinderen verantwoord is om te reizen. Dit doet er niet aan af dat eiseres zelf een aanvraag om uitstel van vertrek kan indienen. [12]
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
3.Het Eurodac-onderzoek is van 18 maart 2021. De informatie van Italië is van 13 juli 2021 en de verklaringen van eiseres zijn neergelegd op pagina 10 van het rapport van het aanmeldgehoor en pagina 15 van het nader gehoor.
4.Swiss Refugee Council (SFH), ‘Reception conditions in Italy’, van 21 januari 2020; uitspraak van het Oberverwaltungsgericht Nordrhein-Westfalen; SFH & borderline-europe, ‘Aufnahmebedingungen in Italien’, van 10 juni 2021; InfoMigrants, ‘Italy: New guide on housing rights of refugees’, van 12 april 2021; US Department of State, ‘2020 Country Report on Human Rights Practices: Italy’, van 30 maart 2021; SFH & Pro Asyl, ‘Stellungnahme an den VGH Hessen’, van 29 oktober 2020; Asylum Information Database, ‘Country Report: Italy – 2020 update’, van 3 juni 2021.
5.Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, met zaaknummer 29217/12, Tarakhel tegen Zwitserland.
6.Zie vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:101) en van 9 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1253).
7.De arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 in de zaak C-163/17, Jawo tegen Duitsland, en van 19 maart 2019 in de gevoegde zaken C-297/17 & C-318/17 & C-319/17 & C-438/17, Ibrahim e.a. tegen Duitsland, (ECLI:EU:C:2019:219) (het arrest Ibrahim).
8.Uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1794).
9.Als bedoeld in het arrest Ibrahim.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1102).
11.Dit is neergelegd in artikel 6.1e, eerste en tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in samenhang met artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000.
12.Op grond van artikel 64 van de Vw 2000.