ECLI:NL:RVS:2022:1348

Raad van State

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
202104492/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verklaring omtrent gedrag voor taxichauffeur op basis van strafbare feiten

In deze zaak heeft de Raad van State op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de weigering van de minister voor Rechtsbescherming om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) af te geven. De aanvraag voor de VOG was gedaan in verband met het verkrijgen van een chauffeurskaart voor de functie van taxichauffeur. De minister had de aanvraag afgewezen op basis van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018, omdat [appellante] binnen de geldende terugkijktermijn van vijf jaar voorkomt in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) met strafbare feiten, waaronder hennepteelt, drugsbezit en een veroordeling voor witwassen. De rechtbank Rotterdam had eerder de afwijzing van de VOG bevestigd, waarop [appellante] in hoger beroep ging.

De Raad van State oordeelde dat de minister de VOG terecht had geweigerd. De rechtbank had voldoende gemotiveerd dat de strafbare feiten van [appellante] een belemmering vormden voor een behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur. De minister had het objectieve criterium van de beleidsregels correct toegepast en ook het subjectieve criterium was in dit geval niet in het voordeel van [appellante]. De minister had de belangen van [appellante] meegewogen, maar concludeerde dat deze niet opwogen tegen het belang van de samenleving bij bescherming tegen de risico's die voortvloeien uit de strafbare feiten. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202104492/1/A3.
Datum uitspraak: 11 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2021 in zaak nr. 20/4112 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister voor Rechtsbescherming.
Procesverloop
Bij besluit van 31 maart 2020 heeft de minister een aanvraag van [appellante] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) afgewezen.
Bij besluit van 23 juni 2020 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2022, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. C.M.A.V. van Kleef, is verschenen.
Overwegingen
De aanvraag en de besluitvorming
1.       De minister heeft op 9 maart 2019 een aanvraag om een VOG ontvangen voor het door [appellante] verkrijgen van een chauffeurskaart voor de functie van taxichauffeur.
1.1.    De minister heeft de aanvraag beoordeeld volgens de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 en afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat [appellante] binnen de in dit geval geldende terugkijktermijn van vijf jaar voorkomt in het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: JDS), met de strafbare feiten hennepteelt of het aanwezig hebben van drugs (hierna: het drugsbezit), en het overschrijden van de maximumsnelheid (hierna: de snelheidsovertreding) waarvoor haar bij strafbeschikkingen van het Openbaar Ministerie van 13 juli 2016 en 14 juli 2016 geldboetes zijn opgelegd van € 500,00 respectievelijk € 450,00. Verder is in het JDS opgenomen dat zij bij vonnis van de rechtbank van 7 februari 2020 wegens witwassen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, een taakstraf van 120 uur en het vergoeden van schade. Deze strafbare feiten, indien herhaald, zijn volgens de minister een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie van taxichauffeur. Daarom is voldaan aan het objectieve criterium van de beleidsregels en kan de VOG worden geweigerd. Toetsing aan het subjectieve criterium van de beleidsregels geeft de minister geen aanleiding om toch een VOG af te geven. Hij acht het tijdsverloop sinds de veroordeling voor witwassen in het licht van de terugkijktermijn te kort om aan te nemen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen. Het witwassen is [appellante] niet licht aangerekend. Dat de andere twee feiten wel licht zijn afgedaan maakt dat niet anders. Het belang van beperking van risico’s voor de samenleving weegt volgens de minister zwaarder dan het belang van [appellante] bij een VOG voor een chauffeurskaart.
Het oordeel van de rechtbank en het hoger beroep
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de VOG heeft mogen weigeren. De minister heeft zich volgens de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat aan het objectieve criterium is voldaan en dat het subjectieve criterium in redelijkheid niet leidt tot het alsnog afgeven van een VOG.
3.       [appellante] betwist het oordeel van de rechtbank. Volgens haar is niet voldaan aan het objectieve criterium omdat drugsbezit en witwassen, indien herhaald, geen belemmering zijn voor de functie van taxichauffeur. De rechtbank heeft dat ten onrechte miskend. [appellante] betwist ook dat het subjectieve criterium niet hoefde te leiden tot afgifte van de VOG. De snelheidsovertreding en het drugsbezit zijn haar licht aangerekend. Het zijn op zichzelf staande incidenten van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag om een VOG. Gelet daarop en haar belang bij het krijgen van een VOG, moet de beoordeling in het kader van het subjectieve criterium in haar voordeel uitvallen. De minister heeft dit ook erkend. Resteert de veroordeling voor witwassen die zij betwist en die nog niet onherroepelijk is. Hoewel het wiswassen haar wellicht niet licht is aangerekend en zij als taxichauffeur in aanraking zal komen met passagiers, hun eigendommen en betalingen is deze veroordeling daarmee niet onverenigbaar. Zij is immers niet veroordeeld voor een basisdelict als diefstal. Het gaat om een verdenking van het witwassen van één enkel voorwerp die zij betwist. Daarbij komt dat zij niet in aanraking zal komen met contant geld. De passagiers betalen met een pas. De minister en de rechtbank hebben daaraan volgens haar ten onrechte onvoldoende waarde toegekend.
Het oordeel van de Afdeling
4.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
4.1.    [appellante] heeft de VOG aangevraagd omdat zij als chauffeur in loondienst mindervalide mensen in een bus vervoerde en zij daarvoor een nieuwe VOG nodig had. Voor die functie geldt het screeningsprofiel 65 Taxibranche; chauffeurskaart. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:445), mag de minister ingevolge de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) de in het JDS voorkomende justitiële gegevens, waaronder een strafbeschikking en een niet onherroepelijk vonnis, bij de beoordeling van de aanvraag om een VOG betrekken. De minister betrekt slechts niet in zijn oordeel de justitiële gegevens met betrekking tot strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak. Bij de toepassing van het objectieve criterium moet de minister onderzoeken of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat.
4.2.    De rechtbank heeft terecht en voldoende gemotiveerd overwogen dat de minister de hierboven genoemde strafbare feiten terecht bij zijn beoordeling heeft betrokken en voldoende heeft gemotiveerd dat met het drugsbezit, de snelheidsovertreding en het witwassen aan het objectieve criterium is voldaan. Uit het van toepassing zijnde screeningsprofiel volgt dat de snelheidsovertreding en het drugsbezit onverenigbaar zijn met de functie van taxichauffeur. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat ook het witwassen met die functie onverenigbaar is, omdat het risico van witwassen voor een taxichauffeur is dat het niet naar behoren uitvoeren van administratieve handelingen een werkgever en/of de passagiers kan benadelen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:934) ook als [appellante] te maken heeft met elektronisch betaalverkeer, zoals zij stelt. De risico’s in het screeningsprofiel gaan zowel over contant als giraal geld. De Wjsg biedt geen ruimte voor het verlenen van een VOG onder voorwaarden (uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1816) en het is niet uitgesloten dat [appellante] ook met contant geld zal werken. Het betoog slaagt niet.
4.3.    De rechtbank heeft ook terecht geoordeeld dat de minister op grond van het subjectieve criterium geen VOG aan [appellante] hoefde af te geven. Zij is binnen de terugkijktermijn meerdere keren met justitie in aanraking geweest met strafbare feiten die onverenigbaar zijn met de functie van taxichauffeur. Zij is veroordeeld voor witwassen op 7 februari 2020. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat dit vergrijp haar niet licht is aangerekend. De minister heeft de belangen van [appellante] kenbaar meegewogen en in redelijkheid kunnen concluderen dat deze niet opwegen tegen het belang van de samenleving bij bescherming tegen het in het kader van de beoordeling van het objectieve criterium vastgestelde risico. Daarbij heeft de minister mogen betrekken dat het tijdsverloop tussen het vonnis van 7 februari 2020 en het besluit van 23 juni 2020 beperkt is, bij een terugkijktermijn van vijf jaar. De minister heeft tot slot in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat de kans op herhaling van dit delict onvoldoende is afgenomen. Het betoog slaagt niet.
4.4.    [appellante] heeft de Afdeling voorafgaand aan de zitting bericht dat het gerechtshof in hoger beroep een medeverdachte van het witwassen heeft vrijgesproken. Zij leidt daaruit af dat ook voor haar een vrijspraak reëel is. Zoals de minister ter zitting heeft verklaard kan [appellante], als zij van het witwassen wordt vrijgesproken, een nieuwe aanvraag om een VOG indienen. De strafbare feiten uit 2016 vallen dan niet meer binnen de terugkijktermijn.
4.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022
373-983
BIJLAGE
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Artikel 35
1 Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
[…]
3. Onze Minister betrekt niet in zijn oordeel de justitiële gegevens met betrekking tot de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.
wetten.nl - Regeling - Beleidsregels VOG-NP-RP 2018
Paragraaf 3. Beoordeling van de aanvraag
Ten behoeve van de beoordeling van een VOG-aanvraag ontvangt het COVOG alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager die zijn geregistreerd in het JDS. De justitiële gegevens kunnen zowel uit Nederland als uit het buitenland afkomstig zijn. […]
Wanneer de aanvrager voorkomt in het JDS wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium (zie hieronder paragraaf 3.2 en 3.3).
Paragraaf 3.1. Terugkijktermijn
Bij de beoordeling van de justitiële gegevens van de aanvrager wordt een terugkijktermijn in acht genomen. […]
Paragraaf 3.2. Het objectieve criterium
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
Paragraaf 3.2.1. Justitiële gegevens
De relevante justitiële gegevens die voorkomen in het JDS op naam van de aanvrager, […] worden meegewogen bij de beoordeling. […]
Paragraaf 3.2.2. Indien herhaald
Het COVOG toetst of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat.
Toepassing van het objectieve criterium ziet slechts op de vraag of er sprake zou zijn van een risico voor de samenleving wanneer dit of een soortgelijk strafbaar feit zou worden gepleegd door een persoon in de uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Bij de beoordeling van het objectieve criterium is niet relevant of het feit plaatsvond in de privésfeer. Evenmin is het relevant of er sprake is van een reëel recidivegevaar.
Paragraaf 3.2.3. Risico voor de samenleving
Bij de vaststelling van het risico voor de samenleving wordt een onderverdeling gemaakt in risico’s voor informatie, geld, goederen, diensten, zakelijke transacties, proces, aansturen organisatie en personen. Met behulp van een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen worden de risico’s nader uitgewerkt. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of een justitieel gegeven als relevant moet worden beschouwd voor het doel van de aanvraag.
Paragraaf 3.3. Het subjectieve criterium
Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
[…]
Paragraaf 3.3.1. Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
−de afdoening van de strafzaak;
−het tijdsverloop;
−de hoeveelheid antecedenten. […]
Screeningsprofielen VOG NP
65. Taxibranche; chauffeurskaart
Dit screeningsprofiel heeft betrekking op aanvragen ten behoeve van het verkrijgen van een chauffeurskaart bij KIWA. In taxi’s worden maximaal acht personen vervoerd, de bestuurder niet meegerekend. Het vervoer per taxi
betreft ook het rijden met rouw- en trouwauto’s en het vervoer met personenbusjes. Hierbij kan het ook gaan om het vervoer van (school)kinderen en het vervoeren van gehandicapten. Bij de toets aan dit screeningsprofiel geldt een terugkijktermijn van vijf jaren.
De houder van de chauffeurskaart is verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van de passagiers. Eén van de risico’s is dat de veiligheid van de passagiers en medeweggebruikers in gevaar wordt gebracht. Dit risico kan veroorzaakt worden door rijden onder invloed, overschrijding van de maximumsnelheid, gevaarlijk rijgedrag en/of agressief gedrag.
Als er een één op één relatie is, kunnen de passagiers in een tijdelijke afhankelijkheidspositie verkeren ten opzichte van de houder van de chauffeurskaart. Het risico bestaat van geweld- en zedendelicten, afpersing, chantage (afdreiging), diefstal, verduistering of vervalsing van
bijvoorbeeld de chauffeurskaart. De houder van de chauffeurskaart is verantwoordelijk voor de veiligheid van goederen van de passagiers. Deze houders kunnen ook omgaan met contant en giraal geld. Het risico van diefstal en verduistering is aanwezig.
De houders van de chauffeurskaart komen in de uitoefening van hun functie vaak in aanraking met mensen in het uitgaanscircuit. Overtredingen van de Opiumwet zijn daarom onverenigbaar.