ECLI:NL:RVS:2021:604

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
201909051/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verschoning van staatsraad in bestuursrechtelijke zaak

In de zaak met nummer 201909051/4/A3 heeft staatsraad C.J. Borman op 19 maart 2021 verzocht om zich te mogen verschonen in verband met zijn betrokkenheid bij een eerdere uitspraak van de Afdeling van de Raad van State. Deze eerdere uitspraak, gedaan op 25 september 2019, betreft een verzoek om herziening van een eerdere beslissing. De zaak waar Borman zich om verschoning verzoekt, met nummer 201909051/3/A3, staat gepland voor behandeling op 24 maart 2021. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat Borman, als lid van de enkelvoudige kamer, betrokken was bij de eerdere uitspraak en dat zijn verzoek om verschoning gerechtvaardigd is om elke schijn van vooringenomenheid te vermijden. De Afdeling heeft het verzoek om verschoning toegewezen, wat betekent dat Borman niet zal deelnemen aan de behandeling van de zaak op 24 maart 2021. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 maart 2021, en is vastgesteld door de voorzitter en de leden van de kamer, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

201909051/4/A3.
Datum beslissing: 22 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek om verschoning (ex artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van:
mr. C.J. Borman
Procesverloop
Ten aanzien van zaak nr. 201909051/3/A3, die op 24 maart 2021 ter zitting zal worden behandeld, heeft staatsraad Borman, die als lid van de enkelvoudige kamer belast is met de behandeling van de zaak, op 19 maart 2021 het verzoek gedaan zich te mogen verschonen.
Overwegingen
1.       Ingevolge artikel 8:19, eerste lid, van de Awb kan op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.
In artikel 8:15 is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       De zaak met nummer 201909051/3/A3 is een zaak waarin verzet is gedaan tegen de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2020 met zaak nr. 201909051/2/A3. In deze uitspraak van 30 november 2020 was een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3254 aan de orde.
3.       Staatsraad Borman heeft te kennen gegeven dat hij als lid van de enkelvoudige kamer belast was met de behandeling van de zaak waarin de Afdeling op 25 september 2019 uitspraak heeft gedaan. Om iedere schijn van vooringenomenheid bij de behandeling van de zaak met nr. 201909051/3/A3 te voorkomen, heeft hij verzocht zich te mogen verschonen.
4.       De Afdeling acht, gezien deze motivering, de inwilliging van het verzoek gerechtvaardigd.
5.       Gelet op vorenstaande, wordt het verzoek toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R. Uylenburg en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2021
473.