ECLI:NL:RVS:2021:2883

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
202101630/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 5 maart 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 31 januari 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris op alle punten van het rapport van Stichting Gave gemotiveerd is ingegaan. De Raad benadrukt dat de staatssecretaris moet motiveren waarom een verklaring van een derde geen nieuwe inzichten biedt, zodat zowel de vreemdeling als de bestuursrechter het standpunt van de staatssecretaris effectief kunnen toetsen. De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep gegrond is en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet plaatsvinden, inclusief de overgelegde stukken van Stichting Gave. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling.

Uitspraak

202101630/1/V2.
Datum uitspraak: 21 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 maart 2021 in zaak nr. NL21.1818 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 maart 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, advocaat te Made, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling klaagt in grief 4 terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris op alle punten van het overgelegde rapport van Stichting Gave gemotiveerd is ingegaan en dat hij voldoende heeft gemotiveerd waarom hij in het rapport geen aanleiding heeft gezien voor een ander oordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde bekering.
1.1.    Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:977, moet de staatssecretaris kenbaar motiveren waarom een ter onderbouwing van een gestelde geloofsovertuiging overgelegde verklaring van een derde geen nieuwe inzichten biedt, dan wel niet van toegevoegde waarde is. Niet alleen om dit voor een vreemdeling inzichtelijk te maken, maar ook om de bestuursrechter in staat te stellen het standpunt van de staatssecretaris hierover effectief te toetsen.
1.2.    De staatssecretaris heeft zich tijdens de zitting bij de rechtbank op het standpunt gesteld dat het in beginsel aan de vreemdeling is om haar relaas door middel van eigen verklaringen aannemelijk te maken. Volgens de staatssecretaris is zij daartoe voldoende in de gelegenheid gesteld, maar is zij daarin niet geslaagd. Stichting Gave heeft volgens de staatssecretaris geen nieuwe feiten naar voren gebracht.
1.3.    De vreemdeling betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris hiermee gemotiveerd op alle punten van het rapport is ingegaan. In het licht van 1.1 is dit geen deugdelijke motivering (vergelijk de Afdelingsuitspraken van 19 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1635, en van 19 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2322). De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 31 januari 2021 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit nemen. De Afdeling wijst erop dat de staatssecretaris daarbij een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet verrichten en dat hij in het kader van zijn onderzoek en de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling ook de door de vreemdeling overgelegde stukken van Stichting Gave moet betrekken, namelijk het rapport van 18 februari 2021, de e-mail van 24 februari 2021 en de reactie op de rechtbankuitspraak van 11 maart 2021. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 maart 2021 in zaak nr. NL21.1818;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 31 januari 2021, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van €2.244,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. H.J.M. Baldinger, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2021
897