ECLI:NL:RVS:2021:2192
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 1 oktober 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren op 29 juli 2020 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 26 maart 2021 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. I. Petkovski, hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris stelde dat de vreemdelingen met onbekende bestemming waren vertrokken, maar de gemachtigde van de vreemdelingen gaf aan dat zij nog in Nederland verbleven en de procedure wilden voortzetten. De Afdeling oordeelde dat de vreemdelingen nog steeds belang hadden bij de beoordeling van hun hoger beroep. Het hoger beroep leidde echter niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2021, waarbij mr. C.M. Wissels als voorzitter en mr. A. Kuijer en mr. B. Meijer als leden betrokken waren, in tegenwoordigheid van griffier mr. J.W. Prins.