ECLI:NL:RVS:2021:2156

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
202105961/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 28 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 7 september 2021 het terugkeerbesluit van de staatssecretaris had vernietigd. De staatssecretaris had op 12 maart 2020 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en hem opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. Na een aantal besluiten, waaronder het intrekken van het terugkeerbesluit op 22 februari 2021, had de staatssecretaris op 6 augustus 2021 opnieuw een terugkeerbesluit genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen, wat leidde tot het hoger beroep van de staatssecretaris.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat de staatssecretaris binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, aangezien er een uitspraak op het hoger beroep werd verwacht voor het verstrijken van de termijn. Het verzoek van de staatssecretaris werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 748,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 september 2021, en de voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, wat werd genoteerd door de griffier.

Uitspraak

202105961/2/V2.
Datum uitspraak: 28 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-­Hertogenbosch, van 7 september 2021 in zaak nr. NL20.6595 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en hem opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten (terugkeerbesluit).
Bij besluit van 22 februari 2021 heeft de staatssecretaris het terugkeerbesluit ingetrokken.
Bij besluit van 6 augustus 2021 heeft de staatssecretaris opnieuw een terugkeerbesluit genomen.
Bij uitspraak van 7 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit en het terugkeerbesluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Desgevraagd heeft de vreemdeling een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Mede gelet op artikel 42, eerste lid, van de Vw 2000, moet de staatssecretaris binnen zes maanden na de dag van verzending van de uitspraak van 7 september 2021 een nieuw besluit op de aanvraag nemen. Omdat voor afloop van die termijn een uitspraak op het hoger beroep wordt verwacht en de staatssecretaris geen andere spoedeisende omstandigheden heeft gesteld, is er op dit moment geen spoedeisend belang dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2021
853