ECLI:NL:RVS:2021:2156
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 28 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 7 september 2021 het terugkeerbesluit van de staatssecretaris had vernietigd. De staatssecretaris had op 12 maart 2020 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en hem opgedragen Nederland binnen vier weken te verlaten. Na een aantal besluiten, waaronder het intrekken van het terugkeerbesluit op 22 februari 2021, had de staatssecretaris op 6 augustus 2021 opnieuw een terugkeerbesluit genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen, wat leidde tot het hoger beroep van de staatssecretaris.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat de staatssecretaris binnen zes maanden na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, aangezien er een uitspraak op het hoger beroep werd verwacht voor het verstrijken van de termijn. Het verzoek van de staatssecretaris werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 748,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 september 2021, en de voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, wat werd genoteerd door de griffier.