ECLI:NL:RVS:2021:2105

Raad van State

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
202103920/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 15 juni 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 23 mei 2021 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P. van Empel-Bouman, heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 september 2021 uitspraak gedaan. De Afdeling heeft de rechtsvraag over het zicht op uitzetting naar Algerije beantwoord in een eerdere uitspraak van 17 september 2021, waarin werd vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagde. Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De maatregel van bewaring is opgeheven met ingang van de uitspraakdatum.

Daarnaast heeft de Afdeling de vreemdeling recht op schadevergoeding toegekend, ter hoogte van € 9.060,00 voor de periode van 23 mei 2021 tot en met 20 september 2021, te betalen door de Staat der Nederlanden. Ook is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van proceskosten van € 2.244,00, die geheel toe te rekenen zijn aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 september 2021.

Uitspraak

202103920/1/V3.
Datum uitspraak: 20 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 15 juni 2021 in zaak nr. NL21.8280 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 15 juni 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P. van Empel-Bouman, advocaat te 's­-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft het hoger beroep aangevuld.
Overwegingen
1.       De door de vreemdeling in zijn eerste grief opgeworpen rechtsvraag over het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije heeft de Afdeling beantwoord in haar uitspraak van 17 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2092. Uit die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig om wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond. De maatregel van bewaring wordt opgeheven met ingang van vandaag. Ook heeft de vreemdeling recht op schadevergoeding (artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000). Deze vergoeding wordt daarom aan de vreemdeling toegekend. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 15 juni 2021 in zaak nr. NL21.8280;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      bepaalt dat de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van vandaag wordt opgeheven;
V.       kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 9.060,00 over de periode van 23 mei 2021 tot en met 20 september 2021, ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de Raad van State;
VI.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.244,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2021
345-922