Uitspraak
Datum uitspraak: 15 september 2021
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarbij een boete van € 20.500,- is opgelegd wegens een overtreding van artikel 21, onder a, van de Huisvestingswet. [appellante] huurt sinds 2014 een woning aan de [locatie 1] in Amsterdam en sinds 2016 ook een woning aan de [locatie 2]. Ze heeft een Bed and Breakfast (B&B) gestart en de woning op de tweede verdieping via Airbnb verhuurd. Het college heeft een melding van woonfraude ontvangen en concludeerde dat de woning onrechtmatig aan toeristen was verhuurd, waardoor deze aan de woonruimtevoorraad was onttrokken. In eerste aanleg heeft de rechtbank het beroep van [appellante] ongegrond verklaard. In hoger beroep betoogt [appellante] dat zij aan alle voorwaarden voor het in stand houden van een B&B heeft voldaan en dat de boete onterecht is opgelegd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college de boete niet proportioneel heeft gemotiveerd. De Afdeling heeft de boete verlaagd naar € 10.250,- en het besluit van het college herroepen. De rechtbank heeft niet onderkend dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de boete. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van [appellante] is gegrond verklaard.