ECLI:NL:RVS:2021:2052
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- D.A. Verburg
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning asiel
Op 14 september 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 18 juni 2021 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had op 15 juli 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging tegen deze uitspraak in hoger beroep, omdat hij van mening was dat de termijn te kort was en niet voldoende gemotiveerd was door de rechtbank.
De Raad van State oordeelde dat de grief van de staatssecretaris slaagde. De Afdeling nam in overweging dat de zaak betrekking had op de situatie van statushouders in Griekenland en de risico's die zij lopen bij terugkeer. De Afdeling verwees naar eerdere uitspraken die relevant waren voor het nieuwe besluit dat de staatssecretaris moest nemen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de staatssecretaris had opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. In plaats daarvan werd de staatssecretaris opgedragen om uiterlijk op 6 december 2021 een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de eerdere uitspraken.
De Raad van State besloot dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 september 2021, en de voorzitter, mr. E. Steendijk, was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, wat werd gedaan door de griffier, mr. T.W.A. Weber.