ECLI:NL:RVS:2021:1723
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, gedaan door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 juni 2020. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, had op 6 januari 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Eliya, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft de situatie van statushouders in Griekenland en de vraag of zij bij terugkeer naar dat land een reëel risico lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU-Handvest. De Afdeling oordeelt dat de staatssecretaris beter moet motiveren waarom de vreemdeling dit risico niet loopt. De grieven van de vreemdeling slagen, en het hoger beroep wordt gegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 15 juni 2020 in stand zijn gelaten. De staatssecretaris wordt verplicht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en moet de proceskosten vergoeden, die zijn vastgesteld op € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.