ECLI:NL:RVS:2020:761
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
Op 16 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 29 januari 2020. In deze eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de aanvraag tot het achterwege blijven van uitzetting af te wijzen, vernietigd.
De staatssecretaris had op 28 februari 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, waarna het bezwaar door de staatssecretaris op 18 juli 2019 ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak. In afwachting van de uitspraak op het hoger beroep verzocht de staatssecretaris de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank.
De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling in aanmerking moesten worden genomen. Hij concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen onomkeerbare gevolgen zou hebben. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 525,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.