ECLI:NL:RVS:2020:392

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
201907849/3/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.J. van Eck
  • T. van Goeverden-Clarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek tot beperkte kennisneming van stukken in hoger beroep inzake intrekking Nederlanderschap

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 september 2019, waarin de rechtbank zich uitsprak over de intrekking van het Nederlanderschap van de appellant. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft in het hoger beroep stukken overgelegd en verzocht om te bepalen dat deze stukken niet op de zaak betrekking hebben, zoals bedoeld in artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris heeft ook verzocht om, indien de Afdeling oordeelt dat het wel op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, te bepalen dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken.

De stukken in kwestie betreffen een nota met twee bijlagen, die zijn ingediend door verschillende partijen, waaronder de Gemeente Zoetermeer, het Openbaar Ministerie, de Politie Eenheid Haaglanden, de Reclassering Nederland, de Dienst Terugkeer en Vertrek, en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de stukken wel degelijk op de zaak betrekking hebben en dat de staatssecretaris gewichtige redenen heeft aangevoerd voor het verzoek tot beperkte kennisneming.

De Afdeling heeft vervolgens een afweging gemaakt tussen het belang van de appellant om kennis te nemen van de stukken en het belang van vertrouwelijkheid en bestuurlijke inbreng van de betrokken partijen. Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het belang van vertrouwelijk overleg in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de appellant om kennis te nemen van de stukken. Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming van de staatssecretaris toegewezen.

Uitspraak

201907849/3/V6.
Datum beslissing: 7 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 september 2019 in zaak nr. 18/8211 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 september 2019 in zaak nr. 18/8211.
De staatssecretaris heeft stukken overgelegd en de Afdeling verzocht vast te stellen dat dit geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn als bedoeld in artikel 8:42, eerste lid, van de Awb. De staatssecretaris heeft verder met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat, mocht de Afdeling oordelen dat het wel zulke stukken zijn, uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een nota met twee bijlagen, inzake bestuurlijke inbreng van verschillende partijen, te weten Gemeente Zoetermeer, Openbaar Ministerie, Politie Eenheid Haaglanden (Bureau Zoetermeer), Reclassering Nederland, Dienst Terugkeer en Vertrek en Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Overwegingen
1.    De stukken gaan over de bestuurlijke inbreng die is gegeven naar aanleiding van het voornemen van de staatssecretaris om het Nederlanderschap van [appellant] in te trekken. Anders dan de staatssecretaris betoogt, zijn dit op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42, eerste lid, van de Awb.
2.    De staatssecretaris heeft wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
3.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
4.    Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de mogelijkheid van vertrouwelijk overleg en bestuurlijke inbreng van betrokken partijen in dit geval zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de stukken.
5.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2020
488.