ECLI:NL:RVS:2020:392
Raad van State
- J.J. van Eck
- T. van Goeverden-Clarenbeek
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot beperkte kennisneming van stukken in hoger beroep inzake intrekking Nederlanderschap
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 september 2019, waarin de rechtbank zich uitsprak over de intrekking van het Nederlanderschap van de appellant. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft in het hoger beroep stukken overgelegd en verzocht om te bepalen dat deze stukken niet op de zaak betrekking hebben, zoals bedoeld in artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris heeft ook verzocht om, indien de Afdeling oordeelt dat het wel op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, te bepalen dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken.
De stukken in kwestie betreffen een nota met twee bijlagen, die zijn ingediend door verschillende partijen, waaronder de Gemeente Zoetermeer, het Openbaar Ministerie, de Politie Eenheid Haaglanden, de Reclassering Nederland, de Dienst Terugkeer en Vertrek, en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de stukken wel degelijk op de zaak betrekking hebben en dat de staatssecretaris gewichtige redenen heeft aangevoerd voor het verzoek tot beperkte kennisneming.
De Afdeling heeft vervolgens een afweging gemaakt tussen het belang van de appellant om kennis te nemen van de stukken en het belang van vertrouwelijkheid en bestuurlijke inbreng van de betrokken partijen. Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat het belang van vertrouwelijk overleg in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de appellant om kennis te nemen van de stukken. Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming van de staatssecretaris toegewezen.