Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 16 september 2019 in de zaak tussen
[eiser], te België ([plaatsnaam]), eiser
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
[moeder], de moeder van eiser, verschenen.
Overwegingen
7 juli 2016 veroordeeld door het gerechtshof Den Haag tot 4 jaren gevangenisstraf waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren wegens het plegen van meerdere terroristische misdrijven. Eiser heeft zich volgens het gerechtshof schuldig gemaakt aan strafbare handelingen ter voorbereiding van moord en/of doodslag met een terroristisch oogmerk. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan het zich verwerven van vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf. Verder heeft hij zich schuldig gemaakt aan het verspreiden van geschriften, afbeeldingen en (audio)bestanden waarin tot een terroristisch misdrijf wordt opgeruid. Het gerechtshof heeft bewezen geacht dat eiser, een aanhanger van het jihad-salafisme, zich via sociale media uitvoerig heeft verdiept in het jihadisme, het (als martelaar) sterven tijdens de jihad, de gewapende strijd in Syrië en het terrorisme. Vervolgens is hij naar Syrië gereisd om daar zelf gewapenderhand deel te nemen aan de gewapende strijd tegen het regime van president Assad en anderen die door eiser als “ongelovig” worden weggezet en waartegen volgens jihadisten, zoals eiser, het plegen van geweld zonder meer is toegestaan. Het gerechtshof heeft eiser verder verweten dat hij zich met het oog daarop heeft getraind. Ook de strafbare voorbereidingshandelingen vonden in deze context plaats. Tenslotte is volgens het gerechtshof vast komen te staan dat eiser ten tijde van de bewezen verklaarde feiten via sociale media bestanden heeft verspreid die ontegenzeggelijk een opruiend karakter hebben. [1] De genoemde misdrijven zijn gepleegd op 1 juli 2013 en in de periode van 12 augustus 2013 tot en met 23 april 2014. De veroordeling door het gerechtshof Den Haag is onherroepelijk geworden nadat eiser het ingestelde cassatieberoep heeft ingetrokken.
23 april 2014. De beoordeling van de strafmaat en de duur van de opgelegde straf zal anders uitvallen indien artikel 134a van het WvSr niet aan de intrekking van het Nederlanderschap ten grondslag kan worden gelegd.
.De intrekking van het Nederlanderschap vormt niet een geschikt middel om de essentiële belangen van Nederland te beschermen. Ook heeft verweerder niet beoordeeld in hoeverre er andere maatregelen of besluiten mogelijk waren waardoor het doel ook bereikt kon worden, maar waardoor de individuele belangen van eiser minder zwaar zouden zijn aangetast. Ten slotte wordt in het bestreden besluit ten onrechte overwogen dat het niet van belang wordt geacht op welke wijze het Nederlanderschap is verkregen. Eiser verwijst naar het rapport van de UN Special Rapporteur en het rapport van de Migration Law Clinic ‘The legality of revocation of Dutch nationality of dual nationals involved in terrorist organizations’ van juli 2018. Verweerder heeft deze rapporten volgens eiser ten onrechte niet betrokken in het bestreden besluit.