ECLI:NL:RVS:2020:238

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
201901603/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank over de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en de verbeurde dwangsom

Op 28 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 januari 2019. In deze eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van een vreemdeling gegrond verklaard, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet tijdig een besluit had genomen op deze aanvraag en stelde een dwangsom vast van € 1.260,00. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit betekent dat de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak van de Raad van State is openbaar uitgesproken op 28 januari 2020, en de betrokken rechters waren mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer en mr. H.W. Groeneweg als griffier. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is geregistreerd onder het zaaknummer 201901603/1/V1.

Uitspraak

201901603/1/V1.
Datum uitspraak: 28 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 januari 2019 in zaak nr. NL18.24426 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij uitspraak van 29 januari 2019 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, gegrond verklaard en de door de staatssecretaris verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.260,00 (zegge: twaalfhonderdzestig euro).
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Groeneweg
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2020
32-862.