ECLI:NL:RVS:2020:232
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf en opheffing inreisverbod
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 12 juli 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, alsook om opheffing van een eerder opgelegd inreisverbod. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 3 oktober 2018 afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 5 december 2018, heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 27 januari 2020 geoordeeld dat de vreemdeling asielgerelateerde redenen om niet terug te keren in een asielprocedure moet aanvoeren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vreemdeling niet kon aantonen dat er redenen waren die de opheffing van het inreisverbod rechtvaardigden. De Afdeling bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de aangevoerde gronden van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, zonder dat de staatssecretaris proceskosten hoeft te vergoeden.