ECLI:NL:RVS:2020:2140
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- E. Steendijk
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenrecht inzake asielaanvragen en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 september 2019 hun beroepen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. De staatssecretaris had op 19 juli 2019 de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.O. Wattilete, hebben hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris laten weten dat hij de besluiten van 19 juli 2019 heeft ingetrokken en dat de asielaanvragen van de vreemdelingen nu in de nationale asielprocedure worden behandeld. Dit betekent dat de vreemdelingen geen belang meer hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun hoger beroep, omdat zij hun doel al hebben bereikt. Desondanks hebben de vreemdelingen aangegeven dat zij hun hoger beroep handhaven, omdat zij nog belang hebben bij een uitspraak over de gemaakte proceskosten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdelingen onvoldoende belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling. De vraag of de staatssecretaris moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten biedt onvoldoende aanleiding voor een inhoudelijke beoordeling. De Afdeling heeft ook overwogen dat er geen sprake is van tegemoetkomen door de staatssecretaris, omdat de asielaanvraag pas in behandeling is genomen na het verstrijken van de overdrachtstermijn, wat een veranderde omstandigheid is. De beslissing van de Afdeling is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.