201900906/1/V3.
Datum uitspraak: 18 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 januari 2019 in zaak nr. NL18.25006 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 23 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mw. mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De staatssecretaris klaagt in zijn enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij de opvolgende asielaanvraag van de vreemdeling in strijd met artikel 28 van de Procedurerichtlijn, artikel 30c, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 3.45b van het Voorschrift Vreemdelingen en paragraaf C2/8 van de Vreemdelingencirculaire buiten behandeling heeft gesteld. De staatssecretaris voert aan dat de vreemdeling, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wel twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
2. De in deze grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:574, reeds beantwoord. Uit die uitspraak volgt dat de klacht terecht is voorgedragen. De rechtbank heeft niet onderkend dat de vreemdeling heeft nagelaten te voldoen aan het in het model M35-O, waarmee de vreemdeling zijn opvolgende asielaanvraag heeft ingediend, vermelde informatieverzoek en evenmin aan het verzoek om informatie dat de staatssecretaris heeft gedaan in zijn voornemen van 13 december 2018. Dit leidt ertoe dat de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van de vreemdeling terecht buiten behandeling heeft gesteld. 3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 januari 2019 in zaak nr. NL18.25006;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2019
47.