ECLI:NL:RVS:2019:843

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
18 maart 2019
Zaaknummer
201900906/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen buiten behandeling stellen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 18 maart 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 januari 2019 geoordeeld dat de staatssecretaris een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ten onrechte buiten behandeling had gesteld. De staatssecretaris had deze beslissing genomen op 21 december 2018, omdat de vreemdeling niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie die essentieel waren voor de beoordeling van zijn aanvraag.

In het hoger beroep voerde de staatssecretaris aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij de aanvraag in strijd met de wet had behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de vreemdeling niet had voldaan aan de informatieverzoeken. De Afdeling verwees naar een eerdere uitspraak van 21 februari 2019, waarin dezelfde rechtsvraag was behandeld en beantwoord.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag buiten behandeling te stellen werd daarmee bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201900906/1/V3.
Datum uitspraak: 18 maart 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 januari 2019 in zaak nr. NL18.25006 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 23 januari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mw. mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris klaagt in zijn enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij de opvolgende asielaanvraag van de vreemdeling in strijd met artikel 28 van de Procedurerichtlijn, artikel 30c, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 3.45b van het Voorschrift Vreemdelingen en paragraaf C2/8 van de Vreemdelingencirculaire buiten behandeling heeft gesteld. De staatssecretaris voert aan dat de vreemdeling, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wel twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
2.    De in deze grief opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:574, reeds beantwoord. Uit die uitspraak volgt dat de klacht terecht is voorgedragen. De rechtbank heeft niet onderkend dat de vreemdeling heeft nagelaten te voldoen aan het in het model M35-O, waarmee de vreemdeling zijn opvolgende asielaanvraag heeft ingediend, vermelde informatieverzoek en evenmin aan het verzoek om informatie dat de staatssecretaris heeft gedaan in zijn voornemen van 13 december 2018. Dit leidt ertoe dat de staatssecretaris de opvolgende asielaanvraag van de vreemdeling terecht buiten behandeling heeft gesteld.
3.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond verklaren.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 23 januari 2019 in zaak nr. NL18.25006;
III.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2019
47.