ECLI:NL:RBDHA:2019:1423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
NL18.25006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stelling herhaalde asielaanvraag en nieuwe werkwijze IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze was door de IND buiten behandeling gesteld. De rechtbank oordeelde dat de IND dit onterecht had gedaan, omdat de eiser niet twee keer had nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie. De rechtbank stelde vast dat de nieuwe werkwijze van de IND, die sinds 3 december 2018 van kracht is, niet in overeenstemming was met de geldende wet- en regelgeving. De rechtbank benadrukte dat het kennisgevingsformulier M35-O, dat door de eiser was ingediend, niet als een antwoord op een verzoek van de IND kon worden beschouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de IND en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moest worden genomen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 1.024,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.25006

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

ProcesverloopBij besluit van 21 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van eiser verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (NL18.25007), plaatsgevonden op 16 januari 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Syrische nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft eerder, op 28 september 2015, een asielaanvraag ingediend, welke door verweerder bij besluit van 24 januari 2017 is afgewezen als kennelijk ongegrond. Het hiertegen ingestelde beroep is niet-ontvankelijk verklaard door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, op 2 mei 2017 (AWB 17/3046). Het hoger beroep (201703818/1/V2) van eiser is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 20 juli 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Naar aanleiding van een brief van eisers gemachtigde van 7 juni 2018 heeft verweerder haar bij brief van 5 juli 2018 laten weten dat nieuwe feiten en omstandigheden naar voren kunnen worden gebracht in het kader van een door eiser in te dienen opvolgende asielaanvraag en dat deze alsdan in de besluitvorming zullen worden betrokken.
Vervolgens heeft eiser op 9 juli 2018 heeft middels het formulier M35-O kennisgeving tweede of volgende asielaanvraag (het kennisgevingsformulier) te kennen gegeven dat hij een opvolgende aanvraag asiel wil indienen. Op 13 december 2018 heeft verweerder een voornemen uitgebracht waarin is opgenomen dat het kennisgevingsformulier niet volledig en duidelijk is ingevuld en welke informatie mist. Eiser wordt in het voornemen verzocht om hetgeen ontbreekt te overleggen en/of de herhaalde asielaanvraag nader toe te lichten. Hiervoor is een termijn van één week gesteld. Ook is opgenomen dat wanneer eiser het niet eens is met het voornemen, hij een zienswijze kan indienen binnen, eveneens, één week.
Op 18 december 2018 is door eiser uitstel van vier weken verzocht voor het indienen van de zienswijze. Als reden hiervoor geeft eiser dat het uitbrengen van het voornemen zonder eiser in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie in te dienen en zijn aanvraag persoonlijk toe te lichten afwijkt van de procedure opvolgende aanvraag zoals die tot voor kort wel werd gevoerd.
Op 21 december 2018 brengt verweerder het bestreden besluit uit en reageert daarin eveneens op het verzoek van eiser om uitstel voor het indienen van de zienswijze – welke hij gemotiveerd afwijst.
4. Eiser voert aan dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de vreemdelingencirculaire heeft gehandeld door eiser niet voldoende gelegenheid te geven zijn asielaanvraag te onderbouwen. Eiser verwijst hiertoe naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 29 oktober 2018 (NL18.17072), waaruit blijkt dat de aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld indien de vreemdeling minimaal twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken.
Ten aanzien van zijn asielaanvraag voert eiser aan dat recent een uitspraak is gedaan door het Europese Hof van Justitie op 13 september 2018 in zaak C-369/17 waar eiser zich op wenst te beroepen. Ook heeft hij documenten verzameld die zijn aanvraag kunnen onderbouwen. Verweerder heeft eiser geen enkele keer in de gelegenheid gesteld informatie aan te leveren. Verweerder heeft daarentegen een voornemen uitgebracht waar binnen één week op gereageerd diende te worden. Het uitstel verzoek werd beantwoord met een beschikking. Dit is onzorgvuldig. Verweerder heeft dan ook ten onrechte de aanvraag buiten behandeling gesteld.
4.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. Sinds de Afdelingsuitspraak van 28 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2098) waarin is geoordeeld dat sprake is van een opvolgende asielaanvraag als het formulier M35-O wordt ingevuld en ondertekend, is er een grote toename in het aantal ingediende opvolgende aanvragen. In reactie hierop hanteert verweerder een nieuwe werkwijze die sinds 3 december 2018 in alle zaken wordt gehanteerd. Ten aanzien van deze werkwijze stelt verweerder zich op het standpunt deze in lijn is met artikel 3.45 b Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV). Het kennisgevingsformulier geldt als een eerste verzoek om informatie en in het voornemen is een tweede verzoek opgenomen. Bovendien staat op het formulier dat deze volledig ingevuld en voorzien van alle gevraagde documenten moet zijn, alvorens deze op te sturen.
4.2
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling
4.2.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder in zaken als onderhavige, waarin het kennisgevingsformulier niet volledig is, een nieuwe werkwijze hanteert.
De ‘oude’ werkwijze houdt in dat verweerder de vreemdeling, nadat hij een onvolledige kennisgeving M35-O heeft ingediend, twee keer een brief stuurt waarbij hij de vreemdeling in de gelegenheid stelt om de ontbrekende informatie aan te vullen. Indien de vreemdeling dit nalaat, wordt de aanvraag – al dan niet door eerst een voornemen uit te brengen – met een besluit buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, Vw. De ‘nieuwe’ werkwijze, die verweerder in ieder geval sinds 3 december 2018 in alle zaken hanteert, houdt in dat, na ontvangst van een niet volledig kennisgevingsformulier, een voornemen wordt uitgebracht waarin wordt verzocht om de nog ontbrekende informatie te verstrekken. Als deze informatie niet wordt verstrekt, volgt een besluit tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag.
4.2.2
Artikel 28 van de Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (de Procedurerichtlijn) voorschrijft, voor zover relevant, dat wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat verzoeker zijn verzoek impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit verzoek heeft afgezien, de lidstaten ervoor zorgen dat de beslissingsautoriteit beslist om hetzij de behandeling van het verzoek te beëindigen ofwel het verzoek af te wijzen. De lidstaten kunnen met name aannemen dat de verzoeker zijn verzoek om internationale bescherming impliciet heeft ingetrokken of dat hij er impliciet van heeft afgezien wanneer is vastgesteld dat hij heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn verzoek.
Ingevolge artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling worden gesteld in de zin van artikel 28 Procedurerichtlijn indien de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang zijn voor de aanvraag.
In artikel 3.45b VV staat dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw buiten behandeling kan worden gesteld indien de vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over elementen ter staving van de aanvraag als bedoeld in artikel 31, tweede en derde lid, van de Vw.
In paragraaf C2/8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat, voor zover van belang, dat verweerder een aanvraag op alle momenten na de indiening ervan buiten behandeling kan stellen als de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over de elementen ter staving van zijn aanvraag als bedoeld in artikel 31, tweede en derde lid, van de Vw.
4.2.3
Met artikel 30c, aanhef en onder a, Vw is invulling gegeven aan artikel 28 Procedurerichtlijn, ingevolge welke bepaling de lidstaten een asielaanvraag buiten behandeling kunnen stellen als er een gegronde reden is om aan te nemen dat de vreemdeling zijn asielverzoek impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit asielverzoek heeft afgezien. Uit de tekst Procedurerichtlijn en artikel 30c, aanhef en onder a, Vw volgt bovendien dat het moet gaan om het nalaten te antwoorden op verzoeken – meervoud – om informatie van verweerder. In artikel 3.45b VV is specifiek opgenomen dat de vreemdeling twee keer moet hebben nagelaten te antwoorden op deze verzoeken. Nu gesproken wordt van ‘antwoorden op verzoeken’ volgt de rechtbank het standpunt van verweerder, dat het kennisformulier als eerste verzoek om informatie van verweerder geldt, niet. Eiser dient met het kennisgevingsformulier immers zelf een asielaanvraag in, en dit kan, naar de opvatting van de rechtbank, niet worden gezien als een antwoord op een verzoek van verweerder. Voor de juistheid van die opvatting ziet de rechtbank ook steun in het beleid van verweerder zelf, zoals dat is neergelegd in paragraaf C2/8 Vc waarin is opgenomen dat verweerder een aanvraag ‘
na de indiening ervan’ buiten behandeling kan stellen als de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verweerders ‘
verzoeken’om informatie te verstrekken. Het formulier M35-O is het formulier waarmee de opvolgende asielaanvraag is ingediend, waarna volgens de voormelde beleidsregel (onbeantwoorde) verzoek
enom informatie te verstrekken moeten volgen, alvorens verweerder de aanvraag die buiten behandeling kan stellen. Daargelaten of zo’n verzoek door verweerder ook kan worden gedaan in een voornemen tot buiten behandeling stelling van een asielaanvraag, het nalaten te antwoorden op het, in het onderhavige voornemen door verweerder gedane verzoek om informatie, kan – gelet op wat hierboven is overwogen over het formulier M35-O – in elk geval niet worden aangemerkt als een tweede keer nalaten te antwoorden op een verzoek daartoe.
4.2.4
De rechtbank is derhalve van het oordeel dat verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser in strijd met artikel 28 Procedurerichtlijn, artikel 30c, aanhef en onder a, Vw, artikel 3.45b VV en paragraaf C2/8 Vc buiten behandeling heeft gesteld, nu eiser niet twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verweerders verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor eisers aanvraag.
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van Y.D. Ancion, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.