ECLI:NL:RVS:2019:58
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 8 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, mede namens haar minderjarige kinderen, een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 december 2018, waarin het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond werd verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 12 maart 2018, en later op 6 juli 2018, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen en geweigerd om haar een reguliere verblijfsvergunning te verlenen.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en dat zij gedurende deze periode opvang en verstrekkingen zou ontvangen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de vreemdeling, in het licht van eerdere rechtspraak, toewijsbaar geacht. De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel toe te rekenen was aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van het bieden van bescherming aan asielzoekers in afwachting van de uitkomst van hun hoger beroep, en bevestigt de verplichtingen van de staatssecretaris in dergelijke situaties.