201809004/5/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
1. Stichting Platform Storm, gevestigd te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn,
2. Stichting Platform Storm, gevestigd te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, en anderen,
appellanten,
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Infrastructuur en Waterstaat, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, het college van gedeputeerde staten van Drenthe, het college van gedeputeerde staten van Groningen, het dagelijks bestuur van het Waterschap Hunze en Aa's en het college van burgemeester en wethouders van Veendam (hierna tezamen en in enkelvoud: de minister van EZK en andere),
verweerders.
Procesverloop
De minister van EZK en andere hebben in vervolg op het besluit van 22 september 2016 tot vaststelling van het rijksinpassingsplan "Windpark De Drentse Monden en Oostermoer" in het kader van fase 3 van windpark De Drentse Monden en Oostermoer de gecoördineerd voorbereide en behandelde bijbehorende besluiten van 22 oktober 2018 genomen. Deze besluiten zijn op 1 november 2018 bekend gemaakt.
De Stichting en De Stichting en anderen hebben beroep ingesteld tegen de op fase 3 betrekking hebbende besluiten.
De minister van EZK en andere hebben verweerschriften ingediend.
De Stichting en anderen hebben desgevraagd nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. In fase 3 van windpark De Drentse Monden en Oostermoer zijn 18 uitvoeringsbesluiten genomen die betrekking hebben op omgevingsvergunningen voor diverse activiteiten waaronder de realisatie van inkoopstations, aanleg van kabels en wegen en houtkap. Tevens zijn provinciale ontheffingen verleend voor het leggen van kabels, zijn waterwetvergunningen verleend, en zijn een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en een ontheffing op grond van het Besluit bijzondere spoorwegen verleend. De besluiten die onderwerp zijn van deze procedure zijn vermeld op de bijlage bij deze uitspraak. Die bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2. Het beroep is ingesteld door de Stichting en door de natuurlijke personen vermeld op bijlage 2 van het beroepschrift van de Stichting en anderen.
3. De Afdeling ziet zich gesteld voor de ambtshalve te beantwoorden vraag of de Stichting en anderen een rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken belang hebben.
De Afdeling stelt hierbij voorop dat zij bij besluiten met een ruimtelijke relevantie, zoals hier aan de orde, als uitgangspunt hanteert dat (rechts)personen belanghebbende zijn bij een besluit indien zij feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervinden van een activiteit die het betrokken besluit toestaat. Indien dat besluit meer dan één toestemming bevat, dan wordt per toestemming bepaald of feitelijke gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden.
Bij die beoordeling gaat het om de feitelijke gevolgen van de vergunde activiteit. Tijdelijke hinder van de bouw- en aanlegwerkzaamheden moet daarbij buiten beschouwing blijven.
Ontvankelijkheid van de Stichting
4. De doelstelling van de Stichting is blijkens haar statuten:
" a. plaatsing van windmolens tegen te gaan op het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn en/of het direct aangrenzende grondgebied van andere gemeenten;
b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn."
5. Gelet op onderdeel onder a. van deze doelstelling, het tegengaan van de plaatsing van windmolens, stelt de Afdeling vast dat de Stichting zich verzet tegen de fysieke aanwezigheid van windmolens op het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn en/of de directe omgeving daarvan. De plaatsing van windmolens op het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn en/of de directe omgeving daarvan, is voorzien in het Rijksinpassingsplan en de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht behorend tot fase 1 van de besluitvorming over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer. Op het beroep van de Stichting tegen de plaatsing van de betrokken windmolens heeft de Afdeling beslist op 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616. De Afdeling ziet niet dat de in deze procedure aan de orde zijnde besluiten, zien op activiteiten die vallen binnen de reikwijdte van de doelstelling van de Stichting, namelijk het tegen gaan van plaatsing van windmolens. De besluiten die nu voorliggen, zien op activiteiten als bijkomende bouwwerken, grondwerken en infrastructuur. Zij betreffen niet rechtstreeks de plaatsing van windmolens. Aangezien de in fase 3 genomen besluiten activiteiten betreffen die de reikwijdte van onderdeel a van de statutaire doelstelling van de Stichting - het tegen gaan van plaatsing van windmolens - te buiten gaan, kan de Stichting uitgaande van onderdeel a. van haar doelstelling, niet als belanghebbende worden aangemerkt bij deze besluiten.
6. Uitgaande van onderdeel b. van de statutaire doelstelling van de Stichting komt de Afdeling niet tot een andere conclusie. Dat onderdeel van de doelstelling moet immers worden gezien in het verlengde van onderdeel a. van die doelstelling. Dat wil zeggen dat het moet gaan om handelingen die verband houden met en bevorderlijk kunnen zijn om plaatsing van windmolens tegen te gaan. Het toekennen van een verdergaande betekenis aan onderdeel b. maakt deze doelstelling te weinig concreet en te algemeen geformuleerd om aan te nemen dat er sprake is van een in het bijzonder door de Stichting behartigd belang waardoor zij rechtstreeks in haar belang wordt getroffen. De Afdeling verwijst hierbij naar haar uitspraak van 5 december 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB9493. Omdat, zoals hiervoor is overwogen, de besluitvorming over plaatsing van de windturbines in fase 1 heeft plaatsgevonden en fase 3 activiteiten betreft die niet rechtstreeks over de plaatsing van windmolens gaan, kan de Stichting op grond van onderdeel b. van haar doelstelling evenmin als belanghebbende worden aangemerkt. 7. Ook voor zover de Stichting stelt op te komen als bundelaar van de belangen ziet de Afdeling niet dat de Stichting in die hoedanigheid ten aanzien van deze besluiten als belanghebbende kan worden aangemerkt. Hieraan staat reeds in de weg dat het ook dan niet kan gaan om andere belangen dan die de Stichting blijkens haar doelstelling behartigt, het tegen gaan van plaatsing van windmolens op het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn en/of de directe omgeving daarvan. Overigens wordt ook niet voldaan aan de eis dat voor zover een organisatie in rechte een bundeling van rechtstreeks bij het besluit betrokken individuele belangen tot stand kan brengen, dit uitsluitend geldt als daarmee een effectieve rechtsbescherming kan zijn gediend in vergelijking met afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen. De Afdeling verwijst in dit verband naar uitspraak van 17 maart 2010 ECLI:NL:RVS:2010:BL7759. Het gaat hier immers om 18 besluiten met toestemmingen voor een of meer locatiegebonden activiteiten die ieder hun eigen ruimtelijke uitstraling hebben. Een situatie van effectieve rechtsbescherming die gediend kan zijn in vergelijking met afzonderlijk optreden van een groot aantal individuele natuurlijke personen die door het bestreden besluit rechtstreeks in hun belangen worden getroffen, acht de Afdeling hier niet aanwezig. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat de Stichting als gemachtigde voor natuurlijke personen kan optreden. Natuurlijke personen vermeld op bijlage 2 bij het beroepschrift van de Stichting en anderen
8. Voor zover beroep is ingesteld door de natuurlijke personen vermeld op bijlage 2 bij het beroepschrift van de Stichting en anderen stelt de Afdeling vast dat deze personen niet hebben geconcretiseerd, dan wel hebben laten concretiseren welke specifieke feitelijke gevolgen zij vrezen te zullen ondervinden van de vergunde activiteiten dan wel de activiteiten waarvoor een ontheffing is verleend. Wel zijn desgevraagd bij brief van 19 april 2019 de afstanden kenbaar gemaakt tussen het perceel van de persoon of personen vermeld op die bijlage en de gronden waarop de betrokken uitvoeringsbesluiten betrekking hebben. Mede gelet daarop stelt de Afdeling vast dat de afstand tussen de percelen van de personen van de overgelegde lijst en enige in deze besluiten vergunde activiteit dan wel enige activiteit waarvoor ontheffing is verleend wat betreft de besluiten 1, 2, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 13, 14, 15, 16, en 17 vermeld op de bij deze uitspraak behorende bijlage, zo groot is dat niet aannemelijk is dat de natuurlijke personen vermeld op bijlage 2 bij het beroepschrift van de Stichting en anderen van vermelde besluiten feitelijke gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden. De Afdeling tekent hierbij aan dat zij, wat betreft de ruimtelijke relevantie van de betrokken activiteiten in dit verband uitgaat van een afstand van ten minste 100 m. Ten aanzien van de beroepen tegen de overige besluiten 3, 6, 11, 12 en 18 bedraagt de afstand tussen de percelen van enkele personen en enige van de betrokken activiteiten 100 m of minder. Het gaat hier om [10 appellanten sub 2]. Voor deze personen zal voor zover aan de orde ten aanzien van die besluiten in het kader van de verdere behandeling van hun beroep nader worden beoordeeld voor welke concrete activiteiten deze personen belanghebbende zijn.
Conclusie
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Stichting geen rechtstreeks belang heeft bij de bestreden besluiten.
Met uitzondering van [10 appellanten sub 2] wat betreft de besluiten 3, 6, 11, 12 en 18 hebben de natuurlijke personen vermeld op bijlage 2 van het beroepschrift van de Stichting en anderen geen rechtstreeks betrokken belang bij de bestreden besluiten vermeld op de bijlage bij deze uitspraak. Gelet hierop zijn de beroepen van de Stichting en de beroepen van de personen vermeld op bijlage 2 van het beroepschrift van de Stichting - met uitzondering van [10 appellanten sub 2] wat betreft de besluiten 3, 6, 11, 12 en 18 – kennelijk niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
B0eslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de Stichting niet-ontvankelijk,
II. verklaart het beroep van de natuurlijke personen vermeld op bijlage 2 behorend bij het beroepschrift van de Stichting en anderen Stichting - met uitzondering van [10 appellanten sub 2] wat betreft de besluiten 3, 6, 11, 12 en 18 - niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.K. van Leening, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Van Leening
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2019
513-867.
BIJLAGE
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Duurzame Energieproductie Exloërmond B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van twee inkoopstations nabij windturbineposities DEE 1-5 en 2-7, de aanleg van infrastructuur rondom het deelpark DEE en het vellen van houtopstanden (hierna: besluit 1).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Duurzame Energieproductie Exloërmond B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een inkoopstation en de aanleg van infrastructuur en kabels nabij windturbinepositie DEE 3.1 (hierna: besluit 2).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Enexis B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een reeks kabeltracés ten behoeve van het windpark, voor zover gelegen in de gemeente Borger-Odoorn. De tracés lopen van inkoopstation DEE 3.1 richting een verdeelstation op grondgebied van de gemeente Stadskanaal. Verder gaat het om drie tracés vanuit inkoopstation RH 3.6, inkoopstation RH 1.7 en inkoopstation DEE 2.7 naar de gemeentegrens met Stadskanaal. Tot slot gaat het om het tracé van inkoopstation DEE 1.5 naar transformatorstation Musselkanaal (hierna: besluit 3).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Raedthuys Windenergie B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van twee inkoopstations nabij windturbineposities RH 1.7 en RH 3.6, het vellen van houtopstand, het aanleggen van infrastructuur en het aanleggen van een kabeltracé ten behoeve van de aansluiting van het windpark op het elektriciteitsnet (hierna: besluit 4).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Enexis B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van het trafostation Gasselte te Gasselternijveen met een gebouw en transformatoren/trafocellen (hierna: besluit 5).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Enexis B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een reeks kabeltracés ten behoeve van het gehele windpark, voor zover gelegen in de gemeente Aa en Hunze. De tracés lopen van het transformatorstation te Gasselte naar inkoopstation OM 1.2, van inkoopstation DEE 3.1 naar een verdeelstation in de gemeente Stadskanaal en om een tracé van inkoopstation OM 2.9 naar het station aan de A. Tripweg te Veendam (hierna: besluit 6).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan TenneT TSO B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van aansluitingen op een bestaande hoogspanningsverbinding ten behoeve van te realiseren transformatoren bij het hoogspanningsstation Gasselte en het kappen van bomen ten behoeve van de aanleg werkzaamheden (hierna: besluit 7).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Windpark Oostermoer Exploitatie B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een viertal bomen langs de Nieuwediep nabij de afrit van de N33 naar Nieuwediep en de Hilte (hierna: besluit 8).
De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aan Windpark Oostermoer Exploitatie B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van twee inkoopstations en de aanleg van infrastructuur en kabels nabij windturbineposities OM 1.2 en OM 2.9 (hierna: besluit 9).
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam heeft aan Enexis B.V. een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een kabeltracé van de Adriaan Tripweg 7 te Veendam naar het windpark (hierna: besluit 10).
Het college van gedeputeerde staten van de provincie Drenthe heeft aan Enexis B.V. een ontheffing op grond van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe verleend voor de aanleg van kabels en leidingen bij provinciale wegen (hierna: besluit 11).
Het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen heeft aan Enexis B.V. een ontheffing op grond van de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 verleend voor de aanleg van kabels en leidingen bij provinciale wegen (hierna: besluit 12).
Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s heeft aan Enexis B.V. vergunning verleend voor een vijftal gestuurde boringen onder regionale waterkeringen, gelegen in Wildervank, Veendam, Gasselternijveen, Eerste Exloërmond en Valthermond (hierna: besluit 13).
Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s heeft aan Windpark Oostermoer Exploitatie B.V. vergunning verleend voor het onttrekken en lozen van grondwater, het aanbrengen van dammen in hoofdwatergangen en het compenseren van verloren gegane waterberging, een en ander ten noorden van Gasselternijveen en ten oosten van Gieterveen (hierna: besluit 14).
Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s heeft aan Duurzame Energieproductie Exloërmond B.V. vergunning verleend voor het onttrekken en lozen van grondwater, het aanbrengen van dammen in hoofdwatergangen en het compenseren van verloren gegane waterberging, een en ander ten noorden van Eerste Exloërmond en ten zuiden van Tweede Exloërmond (hierna: besluit 15).
Het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s heeft aan Raedthuys Windenergie B.V. vergunning verleend voor het onttrekken en lozen van grondwater ten noorden van Drouwenermond en ten zuiden van Nieuw Buinen (hierna: besluit 16).
De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft aan Enexis B.V. een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken verleend voor in het aanleggen, behouden en onderhouden van kabels en leidingen langs en onder Rijksweg N33 tussen km 29,1 - km 29,9 en km 33,2 in de gemeenten Veendam en Aa en Hunze (hierna: besluit 17).
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft aan Enexis B.V. een vergunning op grond van het Besluit bijzondere spoorwegen verleend voor de aanleg van enkele kabeltracés door of rondom de museumspoorlijn S.T.A.R. (hierna: besluit 18).