ECLI:NL:RVS:2019:3244
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 september 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 26 juli 2019 was afgewezen. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing op 29 augustus 2019 ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.E. Stassen-Buijs, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. De eerste twee grieven leidden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De derde grief betrof de betekenis van tatoeages van de vreemdeling en het onder alle omstandigheden kunnen bedekken ervan. De Afdeling heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat tatoeages niet altijd bedekt kunnen worden. Dit leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk gegrond was, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep alsnog gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht.
De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.536,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 september 2019.