ECLI:NL:RVS:2019:3075

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
201904651/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met schorsing van inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 september 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 7 mei 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank Den Haag had op 4 juni 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om hem in staat te stellen naar Nederland terug te keren om de zitting in zijn hoger beroep op 30 september 2019 bij te wonen. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht, partijen hun standpunten mondeling moeten kunnen toelichten tijdens een rechtszitting. Gelet op de belangen die worden beschermd door de artikelen 6 en 13 van het EVRM en artikel 47 van het EU Handvest, besloot de voorzieningenrechter het inreisverbod van de vreemdeling te schorsen tot een week na de zitting.

Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 september 2019, waarbij mr. N. Verheij als voorzieningenrechter en mr. M.M. Bosma als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

201904651/2/V2.
Datum uitspraak: 6 september 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 juni 2019 in zaak nr. NL19.11187 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de staatssecretaris hem in staat stelt naar Nederland terug te keren om de zitting in zijn hoger beroep op 30 september 2019 bij de Afdeling bij te kunnen wonen.
2.    Uit artikel 8:56 van de Awb moet worden afgeleid dat partijen, als zij dat willen, hun standpunten tijdens een rechtszitting, waarvoor zij zijn uitgenodigd, mondeling ten overstaan van de bestuursrechter moeten kunnen kenbaar maken en moeten kunnen toelichten (zie de uitspraak van de Afdeling van 22 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1785). Dit geldt ook als de vreemdeling wordt bijgestaan door een advocaat.
3.    Mede gelet op de belangen die de artikelen 6 en 13 van het EVRM en artikel 47 van het EU Handvest beogen te beschermen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding het tegen de vreemdeling uitgevaardigde inreisverbod te schorsen tot een week na de zitting.
4.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het tegen de vreemdeling uitgevaardigde inreisverbod wordt geschorst met ingang van 6 september 2019 tot 7 oktober 2019;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bosma
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2019
284/572-894.