ECLI:NL:RVS:2021:2254
Raad van State
- Hoger beroep
- C.C.M. Wissels
- H.J.M. Baldinger
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 8 oktober 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 4 februari 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, op 22 december 2020 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In het hoger beroep klaagt de vreemdeling dat de rechtbank in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door het onderzoek ter terechtzitting niet te schorsen vanwege de afwezigheid van de ingeschakelde tolk. De vreemdeling heeft herhaaldelijk verzocht om de behandeling van het beroep te schorsen, omdat hij in persoon gehoord wilde worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vreemdeling met bijstand van zijn advocaat voldoende in staat was om zijn beroepsgronden toe te lichten, wat volgens de Afdeling onterecht was.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor herbehandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 748,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.