ECLI:NL:RVS:2019:2394
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 12 juli 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 januari 2017 de aanvraag afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 2 juni 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, heeft hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft de zaak aangehouden in afwachting van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie, maar na intrekking van dit verzoek is de behandeling voortgezet.
De Afdeling heeft de rechtsvraag die in de enige grief is opgeworpen beantwoord in een eerdere uitspraak van 3 juli 2019. Hieruit blijkt dat de rechtbank moet onderzoeken of zij en de staatssecretaris het asielmotief bij het beroep kunnen betrekken, afhankelijk van het moment van indiening en de concreetheid van het asielmotief. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grief slaagt en dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, met inachtneming van de overwegingen van de Afdeling. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 512,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.