Uitspraak
Datum uitspraak: 10 juli 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, eigenaren van een perceel op recreatiepark De Rooye Asch, tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel had op 26 oktober 2016 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarin werd geëist dat voor 1 mei 2017 een recreatiewoning, twee bergingen, een partytent en een carport, die zonder omgevingsvergunning en in strijd met het bestemmingsplan waren opgericht, verwijderd zouden worden. Appellanten stelden dat zij mochten vertrouwen op een eerdere toezegging van de gemeente dat de bouwwerken onder het overgangsrecht vielen en dus mochten blijven staan. De rechtbank had het beroep van appellanten ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de brief van 16 oktober 2009 geen aanleiding gaf om aan te nemen dat het college van handhavend optreden had behoren af te zien. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat er bijzondere omstandigheden waren die het college noopten om van handhaving af te zien. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan appellanten.