ECLI:NL:RVS:2019:2293
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling met politieke activiteiten in Soedan
Op 31 oktober 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling, die politiek actief is in Nederland en zich richt tegen de Soedanese autoriteiten, heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank Den Haag heeft op 12 december 2017 het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep is de vraag aan de orde of de vreemdeling bij terugkeer naar Soedan vervolgd zal worden of een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de situatie in Soedan is veranderd, nu president Omar Al-Bashir op 11 april 2019 is afgezet en gearresteerd door het leger.
Gelet op deze nieuwe omstandigheden heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.