ECLI:NL:RVS:2019:2293

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
201710105/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling met politieke activiteiten in Soedan

Op 31 oktober 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling, die politiek actief is in Nederland en zich richt tegen de Soedanese autoriteiten, heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank Den Haag heeft op 12 december 2017 het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In het hoger beroep is de vraag aan de orde of de vreemdeling bij terugkeer naar Soedan vervolgd zal worden of een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat de situatie in Soedan is veranderd, nu president Omar Al-Bashir op 11 april 2019 is afgezet en gearresteerd door het leger.

Gelet op deze nieuwe omstandigheden heeft de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.

Uitspraak

201710105/1/V2.
Datum uitspraak: 8 juli 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 12 december 2017 in zaak nr. NL17.12234 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2017 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 12 december 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. van Haren, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft aan zijn aanvraag, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat hij in Nederland politiek actief is en zijn activiteiten zich richten tegen de Soedanese autoriteiten. Het geschil gaat om de vraag of hij hierdoor bij terugkeer naar Soedan zal worden vervolgd of een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.    Uit algemene nieuwsberichten volgt dat het Soedanese leger op 11 april 2019 president Omar Al-Bashir heeft afgezet en gearresteerd. Een militaire raad is nu aan de macht in Soedan. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaren en uitspraak van de rechtbank bevestigen, zodat de staatssecretaris een nieuw besluit kan nemen, waarbij hij de veranderde situatie in Soedan kan betrekken.
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 512,00 (zegge: vijfhonderdtwaalf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Engelhart, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Engelhart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2019
643.