ECLI:NL:RVS:2019:2257
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 29 juni 2018 afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 26 juli 2018 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand liet. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 juli 2019 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond is, verwijzend naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018. De rechtbank werd vernietigd en de Afdeling verklaarde het beroep alsnog gegrond, waarbij het besluit van 29 juni 2018 werd vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de eerdere uitspraak.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.536,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van griffier mr. S. Yildiz.