ECLI:NL:RBDHA:2020:8318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.3039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somalische eiser met betrekking tot veiligheidssituatie en verwestering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan op 25 augustus 2020 in het kader van een asielaanvraag van een Somalische eiser, geboren in 1980 en behorend tot de Ashraf-bevolkingsgroep. De eiser heeft in 2015 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen. Na een eerdere vernietiging van een besluit door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft de eiser in 2018 een opvolgende asielaanvraag ingediend, wederom met een beroep op zijn etniciteit en de veiligheidssituatie in zijn voormalige woonplaats Baidoa. Deze aanvraag werd opnieuw afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de veiligheidssituatie in Baidoa momenteel in regeringshanden is en dat de eiser niet te vrezen heeft voor de terreurgroep Al-Shabaab. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over zijn verwestering en het ontbreken van een sociaal netwerk in Somalië beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn verwestering of etniciteit in Somalië zal worden vervolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om de aanvraag in te willigen en heeft het beroep ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.3039

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Bij besluit van 20 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser alsnog in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [1] heeft het beroep mede betrekking op het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL20.11377, plaatsgevonden op 27 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Abdi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1980, bezit de Somalische nationaliteit en behoort tot de Ashraf-bevolkingsgroep.
2. In september 2015 is eiser Nederland ingereisd. In oktober 2015 heeft hij een asielaanvraag ingediend met een beroep op zijn etniciteit en op de veiligheidssituatie rondom zijn voormalige woonplaats Baidoa. Deze aanvraag is afgewezen. Dit staat in rechte vast. [2]
3. Op 14 mei 2018 heeft eiser de onderhavige opvolgende asielaanvraag ingediend. Daarbij heeft hij opnieuw een beroep gedaan op zijn etniciteit en op de veiligheidssituatie in Baidoa. Daarnaast heeft eiser gesteld dat hij is verwesterd. Bij besluit van 29 juni 2018 is deze aanvraag afgewezen. Bij uitspraak van 26 juli 2018 [3] heeft de rechtbank het daartegen door eiser ingestelde beroep gegrond verklaard met instandlating van de rechtsgevolgen.
4. De Afdeling [4] heeft bij uitspraak van 4 juli 2019 [5] het daartegen door eiser ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, het beroep alsnog gegrond verklaard en het besluit van 29 juni 2018 vernietigd.
5. Op 6 maart 2020 is een aanvullend gehoor met eiser afgenomen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. [6] Verweerder stelt zich op het standpunt dat het veilig is in Baidoa en dat eiser veilig kan reizen naar Baidoa. Ook stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser niet heeft geconcretiseerd waarom hij daar te vrezen zou hebben vanwege zijn etniciteit. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat niet is gebleken van verwestering als uitingsvorm van een godsdienstige of politieke overtuiging of van nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken ten gevolge van verwestering die niet verborgen kunnen worden gehouden.
6. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Veiligheidssituatie in en rondom Baidoa
7. Niet in geschil is dat Baidoa momenteel in regeringshanden is, zodat eiser daar niet te vrezen heeft voor de terreurgroep Al-Shabaab. Eiser voert echter aan dat hij over land naar Baidoa zal moeten reizen omdat hij geen identiteitsdocumenten heeft en dat hij daardoor geconfronteerd zal worden met controleposten van Al-Shabaab. Eiser wijst erop dat reizen over land in Somalië volgens het algemeen ambtsbericht [7] riskant is en in gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is volgens het beleid [8] van verweerder reden is om subsidiaire bescherming te verlenen.
8. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Als eiser wordt uitgezet, zal hij waarschijnlijk worden uitgezet naar Mogadishu. Niet in geschil is dat Baidoa een luchthaven heeft en dat er binnenlandse vluchten plaatsvinden tussen Mogadishu en Baidoa. Uit pagina 34 van het voornoemde algemeen ambtsbericht blijkt dat voor binnenlandse reizen geen identiteitsdocumenten nodig zijn. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt met de verwijzing naar een tweetal internetpagina’s. De aangehaalde internetpagina van
CNN [9] gaat over het opleven van het vliegverkeer in Somalië, maar vermeldt niets over identiteitsdocumenten bij binnenlandse vluchten. De aangehaalde webpagina van
Jubba Airways [10] geeft onder meer het advies om tijdig voor aanvang van de reis naar de luchthaven te gaan gelet op de tijd die nodig is voor de veiligheidscontrole en andere zaken, maar vermeldt evenmin dat voor binnenlandse vluchten identiteitsdocumenten vereist zijn. De enkele stelling dat het vanzelfsprekend is dat reizigers in Somalië gelet op de strenge veiligheidscontroles ook bij binnenlandse vluchten een identiteitsdocument moeten laten zien, is zonder concrete onderbouwing onvoldoende aanleiding om niet uit te gaan van het algemeen ambtsbericht.
Etniciteit
9. Eiser voert aan dat de Ashraf een minderheid zijn in Somalië en dat hij daardoor kwetsbaar is voor uitbuiting en geweld. Daarbij verwijst eiser naar een rapport van
USDOS [11] en naar een rapport van
ACCORD. [12]
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om de aanvraag in te willigen omdat eiser behoort tot de Ashraf. Niet in geschil is dat eiser niet heeft gesteld dat hij persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege zijn etniciteit. In het door eiser aangehaalde rapport van
USDOSwordt niet specifiek ingegaan op de positie van de Ashraf, maar wordt slechts in algemene zin gesteld dat etnische minderheden worden gediscrimineerd en dat de lokale autoriteiten berusten in misdaden tegen etnische minderheden. Uit het rapport van
ACCORDblijkt echter dat de Ashraf niet meer systematisch worden vervolgd en dat het normaliseren van de situatie in Somalië voordelig lijkt te zijn voor de Ashraf.
Verwestering
11. Eiser voert aan dat hij in zodanige mate is verwesterd dat hij vanwege zijn westerse voorkomen en zijn westerse gedrag niet meer zal worden geaccepteerd in Somalië. Ook voert eiser aan dat hij daardoor zal worden vervolgd door Al-Shabaab. Eiser verwijst hierbij naar het beleid van verweerder [13] en naar een ambtsbericht uit 2017. [14]
12. De rechtbank is allereerst van oordeel dat deze beroepsgrond niet kan slagen, reeds omdat niet in geschil is dat Al-Shabaab binnen eisers voormalige woonplaats Baidoa geen voet aan de grond heeft en eiser dus ook niet kan vervolgen vanwege zijn gestelde verwestering. Met het oog op een finale beslechting van het geschil, en gelet op het navolgende, ziet de rechtbank echter aanleiding om nader inhoudelijk in te gaan op de door eiser gestelde verwestering.
13. In de voornoemde uitspraak van 4 juli 2019 is de Afdeling met een enkele verwijzing naar haar eerdere uitspraak van 21 november 2018 [15] en zonder nadere motivering tot vernietiging overgegaan. Blijkens rechtsoverweging 1 van laatstgenoemde uitspraak heeft deze echter betrekking op verwestering van Afghaanse vrouwen. Ook in de rechtsoverwegingen waarin een algemeen kader wordt gegeven voor het beoordelen van verwestering, de rechtsoverwegingen 5.4 tot en met 5.12, wordt gemeld dat deze betrekking hebben op vrouwen en wordt bij het gebruik van de term ‘vreemdeling’ vrouwelijke verwijswoorden gehanteerd. Door in het geval van eiser als Somalische man zonder nadere motivering tot vernietiging over te gaan onder verwijzing naar deze uitspraak, wordt voor zowel partijen als de rechtbank niet duidelijk wat de precieze betekenis van deze uitspraak voor het geval van eiser is.
14. Verweerder heeft vervolgens een aanvullend gehoor met eiser afgenomen om eiser te bevragen over zijn gestelde verwestering en toepassing gegeven aan de criteria uit de voornoemde rechtsoverwegingen 5.4 tot en met 5.12. Omdat tegen deze handelwijze als zodanig geen beroepsgronden zijn gericht, zal de rechtbank ook aannemen dat de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018 moet worden opgevat als een kader voor de beoordeling van verwestering dat niet enkel geldt voor Afghaanse vrouwen, althans voor vrouwen, maar dat deze meer algemeen is bedoeld ondanks dat dit niet expliciet blijkt uit deze uitspraak of uit de uitspraak ten aanzien van eiser van 4 juli 2019.
15. In de uitspraak van 21 november 2018 heeft de Afdeling uiteengezet dat het al dan niet door tijdsverloop ontwikkelen van een westerse levensstijl niet tot vluchtelingschap kan leiden. Uitzondering daarop is het geval waarin de vreemdeling aannemelijk maakt dat zijn verwestering voortvloeit uit een politieke of godsdienstige overtuiging en waardoor sprake is van persoonlijke uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze uitzondering terecht niet van toepassing geacht op eiser. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser in het aanvullend gehoor van 6 maart 2020 slechts heeft verklaard dat hij gewend is geraakt aan het Nederlandse systeem, dat hij rookt en drinkt en dat hij zich op een andere manier is gaan kleden en gaan gedragen. Daarmee heeft eiser geen blijk gegeven van verwestering vanuit een politieke of godsdienstige overtuiging en is geen sprake van persoonlijke kenmerken die uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen zijn.
Ontbreken van een sociaal netwerk
16. Ten slotte voert eiser aan dat hij niet naar Somalië kan terugkeren omdat hij daar geen sociaal netwerk heeft. Uit het voornoemde algemeen ambtsbericht uit 2017 blijkt volgens eiser dat het hebben van een netwerk noodzakelijk is en uit een ambtsbericht uit 2019 [16] blijkt volgens eiser dat het profiel van een persoon relevant is bij terugkeer.
17. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het hebben van een sociaal netwerk noodzakelijk is voor terugkeer naar Somalië. Uit pagina 74 van het door eiser aangehaalde ambtsbericht uit 2017 blijkt dat het hebben van een netwerk in grote steden, zoals Baidoa, minder belangrijk is. Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser in het aanvullend gehoor van 6 maart 2020 heeft verklaard dat hij de Somalische taal nog steeds vloeiend spreekt en dat hij gedurende zijn verblijf in Nederland voornamelijk heeft opgetrokken met andere Somaliërs, zodat niet valt in te zien dat hij moeilijk zou kunnen integreren in de Somalische samenleving.

Conclusie

18. Verweerder heeft eisers asielaanvraag terecht opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 1 augustus 2016 (ECLI:NL:RBZWB:2016:4863) en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2016 (zaaknummer 201606038/1/V2, niet gepubliceerd).
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, 26 juli 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:9163).
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Vreemdelingenwet 2000.
7.Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Somalië van 31 maart 2020.
8.C7/24.4.2 Vreemdelingencirculaire 2000.
9.https://edition.cnn.com/2013/08/21/world/africa/somalia-aviation-boom/index.html.
10.http://www.jubbaairways.com/travel-tips.html.
11.USDOS, ‘Country Report on Human Rights Practices 2019 - Somalia’, 11 maart 2020.
12.ACCORD, ‘Anfragebeantwortung zu Somalia: Informationen zu Mischehen zwischen Tumaal und Ashraf; gesellschaftlicher Status der Tumaal und der Ashraf [a-11095]’, 20 september 2019.
13.C7/24.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000.
14.Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse zaken inzake Zuid- en Centraal-Somalië (gecorrigeerde versie), november 2017.
15.ECLI:NL:RVS:201 8:3735.
16.Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Zuid- en Centraal-Somalië van maart 2019.