Uitspraak
Datum uitspraak: 30 april 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter griffier
Raad van State
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 22 april 2018 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank had op 8 mei 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.G.A.M. Halfers, heeft hoger beroep ingesteld.
De Afdeling oordeelt dat de grieven van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De eerste grief bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De tweede grief betreft de openbaarheid van de uitspraak, waarbij de vreemdeling stelt dat de rechtbank niet in het openbaar heeft uitgesproken. De Afdeling bevestigt dat openbaarheid een fundamenteel beginsel is, maar oordeelt dat de rechtbank de gelegenheid moet krijgen haar werkwijze aan te passen.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de Afdeling de noodzaak van een toegankelijk uitsprakenregister voor belangstellenden benadrukt.