ECLI:NL:RVS:2018:633
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet uit te zetten tijdens hoger beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 februari 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 december 2017 was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 26 januari 2018 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter te bepalen dat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en dat zij opvang en verstrekkingen zou ontvangen volgens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek, gezien eerdere uitspraken, voor toewijzing in aanmerking kwam. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die door de vreemdeling waren gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek. De voorzieningenrechter bepaalde dat de vreemdeling niet mocht worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen en dat de staatssecretaris de proceskosten van € 501,00 moest vergoeden, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.