ECLI:NL:RVS:2018:4299
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- E. Steendijk
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en medische noodsituatie bij kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 19 juli 2017 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De vreemdeling, afkomstig uit Georgië, had haar aanvraag gebaseerd op de medische klachten van haar dochter. De staatssecretaris had de aanvraag op 27 december 2016 afgewezen en geweigerd om een verblijfsvergunning regulier te verlenen, alsook om uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had onderbouwd dat terugkeer naar Georgië geen reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM met zich meebracht, gezien de medische situatie van de dochter. De staatssecretaris had zich in zijn besluit gebaseerd op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), maar de rechtbank oordeelde dat de vergewisplicht niet was nageleefd, omdat het BMA-advies niet inging op de effecten van toxische stress zoals beschreven in een artikel uit Medisch Contact.
In het hoger beroep heeft de staatssecretaris betoogd dat de BMA-nota wel degelijk adequaat was en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er een medische noodsituatie was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het BMA-advies had gebaseerd en dat de rechtbank niet had aangetoond dat de staatssecretaris in strijd met de vergewisplicht had gehandeld.