ECLI:NL:RVS:2018:3500
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake afgifte document vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Raad van State op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd op 30 mei 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 13 oktober 2017 kennelijk ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank op 23 augustus 2018 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 21 september 2018, terwijl het hogerberoepschrift pas op 24 september 2018 was verzonden. De vreemdeling voerde aan dat de termijn in strijd was met het EU-recht, maar de Raad van State heeft deze stelling verworpen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie waarin deze kwestie al was behandeld.
Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.